Jeremia 32:1-15
1 In het tiende regeringsjaar van koning Sedekia van Juda (het achttiende regeringsjaar van Nebukadnessar, de koning van Babylonië) richtte de HEER zich tot Jeremia. 2 De troepen van Nebukadnessar belegerden Jeruzalem en de profeet Jeremia zat gevangen in het kwartier van de wacht, dat tot het paleis van de koning van Juda behoorde. 3 Koning Sedekia had hem daar gevangengezet omdat hij had geprofeteerd: ‘Dit zegt de HEER: Ik geef deze stad in handen van de koning van Babylonië; hij zal haar innemen. 4 Koning Sedekia van Juda zal niet aan de Chaldeeën ontsnappen, maar aan de koning van Babylonië worden uitgeleverd. Hij komt oog in oog met hem te staan en zal persoonlijk met hem spreken. 5 Daarna wordt hij naar Babel gevoerd, waar hij zal blijven totdat Ik naar hem omzie-spreekt de HEER. Alle verzet tegen de Chaldeeën zal nutteloos zijn.’ 6 Jeremia zei: ‘De HEER richtte zich tot mij met de woorden: 7 “Chanamel, de zoon van je oom Sallum, is naar je onderweg om je te vragen zijn akker in Anatot van hem te kopen, omdat jij het recht hebt als losser op te treden.” 8 Het gebeurde zoals de HEER had gezegd. Mijn neef Chanamel kwam naar het kwartier van de paleiswacht en vroeg mij: “Koop alsjeblieft mijn akker in Anatot, in het gebied van Benjamin. Jij kunt als losser optreden en de grond in eigendom nemen.” Ik begreep dat dit een opdracht van de HEER was 9 (9-10) en kocht de akker van mijn neef Chanamel uit Anatot. Ik stelde een koopcontract op, verzegelde dat in aanwezigheid van getuigen en betaalde Chanamel zeventien sjekel zilver, die ik afwoog in een weegschaal. 10 11 Ik gaf zowel het verzegelde contract, waarin de bepalingen en voorwaarden waren vastgelegd, als het open contract 12 aan Baruch, de zoon van Neria, de zoon van Machseja. Dat deed ik ten overstaan van mijn neef Chanamel en de getuigen, die het contract mede hadden ondertekend, en in aanwezigheid van alle Judeeërs die zich in het kwartier van de paleiswacht bevonden. 13 In hun bijzijn gaf ik Baruch de volgende opdracht: 14 “Dit zegt de HEER van de hemelse machten, de God van Israël: Stop deze contracten, zowel het gesloten als het open contract, in een kruik; dan blijven ze lange tijd in goede staat. 15 Want dit zegt de HEER van de hemelse machten, de God van Israël: Eens zullen in dit land opnieuw akkers, huizen en wijngaarden worden gekocht.” (NBV21)
In het Bijbelgedeelte van vandaag gaat het over een “losser”. Jeremia, hij hangt weliswaar niet aan het kruis maar hij zit in de gevangenis. Zijn eigen koning heeft hem opgesloten en de stad waar hij woont wordt belegerd door een wel zeer machtige vijand. Wij zouden die Jeremia toch voor gek verklaren als hij dan een akker gaat kopen. Je geld verberg je, of tenminste bewaar je in tijden van onzekerheid. Zo niet Jeremia, die koopt. Nou was het niet zomaar een akker en niet zomaar een koop. Het was eigenlijk een geloofsbelijdenis. Die leer van Mozes uit de woestijn zou uiteindelijk overwinnen geloofde Jeremia, en vanwege dat geloof zat hij gevangen. Hij vertrouwde niet op de lokale politici, koning Sedekia en zijn raadgevers. Hij vertrouwde op die leer van recht en gerechtigheid, van “gij zult niet doden” en zo. Die vijand was zo sterk dat het stom was om daartegen mensenlevens op te offeren. Nee er was een betere optie.
Toen het volk Israël het land Kanaän binnengetrokken was had men het land zorgvuldig verdeeld onder alle families. Als de familie het land kwijt zou zijn geraakt kreeg men het na 50 jaar weer terug maar men had altijd het eerste recht het land weer terug te kopen. Van dat land moest men immers leven. En daar bouwde Jeremia nu op, een koop als de zijne stelde de toekomst veilig. Toch is die koop door Jeremia vreemd. Priesters en levieten waren namelijk uitgesloten van de verdeling van het land, met hen moest gedeeld worden, zij moesten onafhankelijk recht kunnen spreken. Veel en veel later zouden ook Maria en Jozef er op vertrouwen en naar hun akker gaan om daar hun zoon geboren te laten worden. De overlevering zegt ook nog dat Judas zijn 30 zilverlingen wegwierp op de akker van Jeremia voor hij zich verhing. Voor Palestijnen is de koop door Jeremia dan ook een zeer vreemd verhaal. Voor de stichting van de staat Israël werd massaal land gekocht door Joden uit de hele wereld.
Op dat land werden nederzettingen van Joden gebouwd en zodra de Verenigde Naties hadden besloten dat het land Palestina verdeeld moest worden in een Joodse en een Palestijnse staat bleek al het land dat ze in goed vertrouwd hadden verkocht ineens in het buitenland te liggen. Jeremia werd daardoor een kolonisator. Ook nu wordt er in de “bezette gebieden”, in het land Palestina dus, land gekocht door Israëli die het vervolgens niet willen laten besturen door de regering van een onafhankelijk Palestina, dat al in 1948 door de toen aanwezig Joden op grond van de besluiten van de VN werd uitgeroepen. Een moderne theologe heeft onlangs door een nieuwe uitleg van het verhaal van Jeremia en gesprekken tussen christenen van Joodse en Palestijnse afkomst geprobeerd van dit verhaal weer een verhaal van hoop voor de armen te maken. Het is te hopen dat haar boek snel in een Nederlandse vertaling beschikbaar komt. Want het is ook aan ons om aan het onrecht dat gegroeid is in het land Palestina een einde te maken, net als Jeremia zijn volk voorhield.