1 Samuel 2:27-36
27 Ten slotte kwam een godsman tegen Eli zeggen: ‘Dit zegt de HEER: Heb Ik mij destijds in Egypte niet aan jouw voorouders geopenbaard, toen zij bij de farao werden vastgehouden? 28 Uit alle stammen van Israël heb Ik jouw voorouders gekozen om priester te worden. Zij mogen mijn altaar betreden, reukoffers brengen en in het heiligdom het priestergewaad dragen. Ook heb Ik hun een deel geschonken van de offergaven van de Israëlieten. 29 Maar
jullie gaan je te buiten aan het vlees en het brood dat volgens mijn voorschrift bij het heiligdom wordt geofferd. Kennelijk sla je je zonen hoger aan dan Mij, want je mest jezelf vet door steeds het beste deel op te eisen van de offers die mijn volk Israël Mij brengt. 30 Welnu-spreekt de HEER, de God van Israël-,ooit heb Ik plechtig verklaard dat jouw familie Mij van vader op zoon terzijde zou staan. Maar nu-spreekt de HEER -kom Ik daarop terug. Wie Mij hoogachten acht Ik hoog, maar verachtelijk zijn zij die Mij geringschatten! 31 De dag komt dat Ik jou en je familie machteloos maak; niemand van hen zal nog een hoge leeftijd bereiken. 32 Met lede ogen zul je moeten aanzien dat er in jouw familie nooit meer iemand rustig oud wordt, terwijl het Israël voor de wind gaat. 33 Niemand van jouw familie, op één enkeling na, zal mijn altaar nog betreden. Je ogen zullen dof worden van verdriet en je leven zal alle glans verliezen. Al je mannelijke nakomelingen zal Ik laten sterven in de kracht van hun leven. 34 Ten teken van dit alles zullen je beide zonen Chofni en Pinechas op één dag sterven. 35 Als priester zal Ik iemand aanstellen die Mij trouw is en al mijn wensen en verlangens uitvoert. Zijn familie zal Ik laten voortbestaan, en hij zal degene die op mijn aanwijzing gezalfd wordt getrouw terzijde staan. 36 Wie er dan nog van jouw familie over is, zal hem op de knieën komen vragen om wat kleingeld en een stuk brood, en hem smeken: “Stel me alstublieft aan als hulppriester, zodat ik tenminste mijn brood kan verdienen.”’ (NBV21)
Het zal voor iedere lezer van het verhaal over Eli de Priester van het Heiligdom van de God van Israël en zijn zonen duidelijk zijn dat het met deze familie slecht zal aflopen. Het manteltje van zijn moeder en zijn wit linnen kleed maken van Samuël al bijna een Priester. Maar de Priesters stammen af van Aäron, de broer van Mozes en de leden van de stam Levi, de levieten, waren in de Tempel alleen maar de hulpen. Vanuit de Tempel waren ze naar alle steden en dorpen in Israël gezonden om daar toe te zien op de dagelijkse gang van zaken en recht te spreken volgens de leer van Mozes. Elkana deed dat waarschijnlijk ergens in de bergen, in het land van de stam Efraïm. Samuël was al een dergelijk hulp in de Tent der Ontmoeting die in Silo was neergezet nadat het land Israël onder Jozua was veroverd en verdeeld onder de families van de verschillende stammen. Dat Heiligdom in Silo wordt als armzalig beschreven, een Hogepriester met twee schurken van zonen die de spot dreven met het priesterschap, maar uitsterven was toch wel heel zwaar.
Het verhaal heeft daarom een rechtstreeks ingrijpen van de God van Israël nodig. En die komt in de vorm van een profeet, een onbekende profeet, aangeduid als Godsman. Die legt eerst uit wat er nu zo verkeerd is aan het gedrag van de beide zonen van Eli. Het ergste is dat ze zich het beste toe-eigenen van de offers die worden gebracht. Herinner u dat over Elkana werd verteld dat die het lekkerste deel van het offervlees aan Hanna gaf. Als het aan de zonen van Eli had gelegen was dat niet gebeurd. Als je echter echt wil delen met je familie, je personeel, de armen en de vreemdelingen die bij je wonen, zoals het boek Deuteronomium voorschrijft, dan krijg je grote problemen als de Priesters het beste deel al vooraf opeisen. Ook de erkenning dat het offer een levend dier was, die je zelf had gekregen en die het leven had gekregen van de God van Israël, wordt teniet gedaan door de zonen van Eli. In Israël geloofde men dat het leven zetelde in het bloed en dat het vet daar direct mee in contact stond. Door het bloed over het altaar te sprenkelen en het vet te verbranden kon dat leven terugkeren naar de God van Israël. De zonen van Eli maakten dat onmogelijk.
Er komt volgens de profeet daarom een ander soort priester, een priester die in dienst staat van het volk. De nazaten van de hoogbejaarde Eli mogen in de toekomst bij die Priester bedelen of ze zijn hulp zouden mogen worden. Hoogbejaard zullen ze niet meer worden, in de bloei van hun leven zullen ze sterven. Dat moet een slag geweest zijn voor de oude man, die toch uiteindelijk zijn zonen had berispt voor hun gedrag. Maar berispen is niet voldoende. De verantwoordelijkheid van ouders voor de misstappen van hun kinderen wordt hier al, heel vroeg in de geschiedenis, aan de orde gesteld. Ook in onze dagen komt die verantwoordelijkheid steeds opnieuw aan de orde. Waar halen die jongeren toch het vuurwerk vandaan waarmee ze buiten de toegestane dagen blijven knallen en schade blijven aanrichten? Waarom kunnen jongeren van rond de 15 jaar tot diep in de nacht in onze steden rondzwerven en daar van alles uitrichten wat we niet zouden willen dat het onszelf overkwam? Ouders kunnen zich er niet van af maken met de opmerking dat ze verkeerde vrienden hebben. Ook die verkeerde vrienden hebben ouders met wie je kan samenwerken. De waarschuwing aan Eli is een waarschuwing aan ons allemaal. We zullen naar een samenleving moeten waar we op tijd samen verantwoordelijkheid nemen voor het opgroeien van kinderen. Worden ze als Samuël of als de zonen van Eli? Elke dag opnieuw zullen we de keus moeten maken, ook vandaag weer.