Jesaja 64:3-11
3 Nog nooit is zoiets gehoord, niet eerder zoiets vernomen. Geen oog zag ooit een god buiten U, die opkomt voor wie op Hem wacht. 4 U komt ieder tegemoet die van harte rechtvaardig handelt, die uw weg gaat, met U voor ogen. Maar nu bent U in toorn ontstoken, omdat wij gezondigd hebben. De weg van de zonde volgen we al zo lang, kunnen we dan nog worden gered? 5 Wij allen zijn onrein geworden, onze gerechtigheid is als een bebloede doek. Wij allen zijn als verwelkte bladeren, verwaaid op de wind van ons wangedrag. 6 Er is niemand die uw naam aanroept, die zich ertoe zet uw hand te grijpen. U hebt uw gelaat voor ons verborgen, U hebt ons moedeloos gemaakt en ons overgeleverd aan ons eigen wangedrag. 7 Toch, HEER, bent U onze vader, wij zijn de klei, door U gevormd, wij zijn het werk van uw handen. 8 Laat uw grote toorn toch varen, HEER, houd onze schuld niet eeuwig in gedachten, maar zie ons aan: wij zijn toch uw volk? 9 Uw heilige plaatsen zijn een woestijn geworden: Sion is een woestijn, Jeruzalem een woestenij. 10 Onze heilige, luisterrijke tempel, waar onze voorouders U hebben vereerd, is ten prooi gevallen aan het vuur, en al wat ons dierbaar was, is verwoest. 11 Laat dit alles U onbewogen, HEER? Blijft U zwijgen en laat U ons zozeer lijden? (NBV21)
Goden laten zich dienen en in ruil daarvoor verrichten zij hun diensten. Zo kijken wij tegen goden op. Daarom kunnen we zeggen dat de slachtoffers van een ramp dat aan zichzelf te danken hebben omdat ze de juiste god, of de juiste goden, niet op de goede manier hebben gediend. Maar goden die zich laten dienen in ruil voor het verrichten van hun diensten bestaan helemaal niet. De God van Israël is het tegendeel. Die komt op voor de minsten op aarde. Die wordt gediend door rechtvaardig handelen. Slachtoffers van een ramp hebben dat nooit aan zichzelf te wijten, voor die slachtoffers begint de God van Israël pas als ze slachtoffer geworden zijn. De oproep om je naaste lief te hebben als jezelf als het liefhebben boven alles van de God van Israël is juist het op de goede manier dienen van die God. Daar worden die slachtoffers in de eerste plaats mee geholpen. Van die weg afwijken brengt de doden met zich mee die onnodig vallen in een ramp of in een oorlog.
Maar zelfs als je afgeweken bent van zijn weg, als je Tempel is verwoest, je stad een woestijn is geworden mag je roepen naar die God om hulp. Want je weet dat die God nooit het werk laat varen dat die ooit begonnen is. De wanhoop om een geweldige ramp kan groot zijn. De ramp in aardbevingsgebied treft honderd duizenden en die wonen vaak in de armste landen op aarde. De ramp in New Orleans trof tien duizenden en New Orleans ligt in het rijkste land op aarde. De schade voor de armsten in New Orleans is na jaren nog steeds niet hersteld. Wat is het uitzicht voor de armen in de andere gebieden die werden getroffen door aardbevingen? De wereld kan het zich niet laten aanleunen dat die slachtoffers vergeten worden en niet geholpen. Een handvol soldaten uit arme landen werd tot nu toe betaald om een minimum aan veiligheid voor regering, machthebbers en diplomaten te garanderen. Maar als wij de God van Israël als onze vader aanroepen moeten wij dan niet leren van Jesaja? Zijn volk voelde zich verlaten van God en riep hem aan in alle ellende en deed een beroep op dat “Vader zijn” in het vertrouwen dat God te hulp zou komen.
Kunnen wij God als onze Vader aanroepen als wij onze broeders en zusters in de landen die getroffen zijn door natuurrampen of oorlog en onderdrukking vergeten? Is het niet zo dat wij onze Vader verloochenen en God niet meer als zodanig erkennen als wij onze handen niet uitsteken naar de minsten op deze aarde? Of het nu de verslaafden en de armen zijn in onze eigen steden en buurten of het de slachtoffers zijn van oorlogen, hebzucht, uitbuiting en natuurrampen, zij zijn de broeders en zusters, kinderen van dezelfde Vader als wij, die ons nodig hebben om hen te helpen zoals God onze Vader wil dat zijn kinderen geholpen worden. Dat moeten we leren van Jesaja als hij spreekt over onze gerechtigheid. Recht doen aan mensen daar gaat het om. Dat vergeten, daarvan afwijken, maakt ons bezoedeld en onrein. Deze dagen krijgen we de kans armen tot onze gelijke te maken, te laten delen in de welvaart die wij kennen. Een klein deel van alle vluchtelingen voor oorlog en honger klopt aan onze deur, wij hebben de mogelijkheid ook het laatste dat we hebben met hen te delen, het zou het goede voorbeeld zijn waarmee het kwade bestreden kan worden. Daar kunnen we vandaag mee beginnen.