Jesaja 13:19-14:2
19 Babel, de parel onder de koninkrijken, de grote trots van de Chaldeeën, Babel wordt als Sodom en Gomorra, steden door God verwoest. 20 Nooit meer zullen er mensen wonen, het blijft ontvolkt tot in het verste nageslacht. Geen Arabier zal daar zijn tent opslaan, geen herder laat er zijn kudde rusten. 21 Dieren uit de woestijn legeren zich daar, uilen nemen de huizen in bezit, struisvogels gaan er wonen en bokken dansen er rond. 22 In de verlaten burchten klinkt het gehuil van hyena’s, jakhalzen janken in de weelderige paleizen van weleer. Voor Babel is de tijd nabij, zijn dagen zijn geteld. 1 Maar over Jakob zal de HEER zich ontfermen, weer wordt Israël uitverkozen. Hij zal de Israëlieten weer op hun eigen grond laten wonen. Vreemdelingen zullen zich bij hen aansluiten en zich voegen bij het volk van Jakob. 2 De andere volken zullen de Israëlieten halen en hen terugbrengen naar hun eigen land. Daarna zullen de Israëlieten die volken in bezit krijgen, als slaven en slavinnen, op het grondgebied van de HEER. Zij zullen gevangennemen wie hen gevangenhielden, en heersen over wie hen overmeesterd hadden. (NBV21)
Er wordt nog al eens gemakkelijk gesproken over profetieën als over toekomstvoorspellingen. Dezer dagen zie je vooral in commerciële televisieprogramma’s nog al eens van die toekomstvoorspellers optreden. Ze pretenderen precies te weten wie met wie gaat trouwen, in welk gezin kinderen geboren gaan worden en wie wel en wie geen succes zal hebben, wanneer de Heer zal komen. Deze toekomstvoorspellers hebben niets met profeten te maken. Jesaja zingt in het lied dat we vandaag lezen dat er in Babel na de val nooit meer mensen zullen wonen. Nu dat was nogal overdreven. Uiteindelijk raakte Babel wel onder zand bedolven maar dat was zelfs ver nadat Alexander de Grote er had gewoond. Saddam Hoessein zou Babel weer op laten graven en weer bewoonbaar laten maken. Maar daar gaat dit verhaal eigenlijk niet over. Het zet het Israël van de God van Israël naast het Babel van de valse goden. Dat Babel leek wel groot en sterk en onoverwinnelijk en onaantastbaar en dat Israël leek wel verslagen, weerloos en waardeloos maar uiteindelijk zouden de rollen worden omgedraaid voor hen die vast zouden houden aan de God van Israël en hen die zijn richtlijnen in praktijk zouden blijven brengen.
Maar de grote borst opzetters zullen ten onder gaan. De Profeet is hier weer een aardig potje aan het schelden. Steden vergelijken met Sodom en Gomorra is voor iedereen die het verhaal van de Bijbel kent niet vlijend. Die steden gingen ten onder in vuur en zwavel, zoals bij een vulkaanuitbarsting en ieder die er woonde raakte er onder bedolven. Een stad toewensen dat woestijndieren er zullen gaan wonen is ook niet echt aardig. En dan moeten we bedenken dat de inwoners van Babel zelf deze stad de allermooiste van de hele wereld vonden. Reizigers die haar bezochten overigens ook. Die hadden het over hangende tuinen waar ze verwonderd naar opkeken en ze bestempelden die tuinen als wereldwonderen. Van die wereldwonderen waren er maar zeven op de hele wereld. Jesaja vond dat dus kennelijk allemaal maar opschepperij. Van dat soort steden bleef er geen steen op de andere staan. De herinnering aan die steden verwaaide met het zand uit de woestijn. Die herinnering is inderdaad eigenlijk het meest gebleven in de verhalen die in de Bijbel terecht zijn gekomen.
Op grond van die verhalen zijn opgravingen begonnen in de negentiende eeuw en is de geschiedenis van Babel stukje bij beetje onder het zand van de geschiedenis vandaan gegraven. Zo is het in de geschiedenis gegaan met beschavingen die zichzelf de beste van de wereld vonden. Aan ons om er voor te zorgen dat aan die geschiedenis een einde komt zoals eens aan alle geschiedenis een einde zal komen. Wij weten dat dat allerlaatste einde komt als alle mensen op aarde, als alle volken op aarde gaan voor het heb Uw naaste Lief als Uzelf. Dan zal God zelf op deze aarde komen wonen. Wij mogen daar nu al mee beginnen door onze naasten Lief te hebben als onszelf. Want we weten dat die beschaving, de zorg voor de minsten, het voeden van de hongerigen en het kleden van de naakten, nooit zal vergaan. Die beschaving steekt steeds weer de kop op en God begint steeds weer opnieuw met die beschaving. Ook al verzaken wij dus die Wet iedere keer mogen we er opnieuw mee beginnen. Vandaag dus ook.