Psalm 25
Voor wie het Hebreeuws kan lezen is dit een leuke Psalm. Elk vers begint met de volgende letter uit het Hebreeuwse alfabet. Net zoiets als de coupletten van het Wilhelmus maar dan met het Hebreeuwse ABC. Het volgen van de wil van God is volgens de dichter van deze Psalm kennelijk een abc’tje. Maar vertalingen doen veel van de schoonheid van de Psalm verdwijnen. Sinds de vertaling uit 1951 begint de Psalm redelijk neutraal met de opmerking dat naar U Heer mijn verlangen uitgaat. De Statenvertaling had het nog over het opheffen van de ziel tot God, een beeld waar we ons nu wat minder bij kunnen voorstellen. Er is zelfs een vertaling die spreekt van het opheffen van mijn nietige leven. Maar de mooiste is waarschijnlijk de vertaling van de Naardense Bijbel die spreekt van het geven van je hele ziel en zaligheid aan de Ene. En dat enthousiasme kan aanspreken zeker als je leest over het vertrouwen dat met die hoop op de Ene niet beschaamd zal worden. Daarvoor moet je zoals deze Psalm zegt de wegen van God leren, met name de armen moeten die wegen leren. Het is de weg van alvast gaan beginnen te leven alsof het licht is gekomen, alsof dat Koninkrijk van recht en vrede er al is. Dat klinkt een beetje belachelijk en daarom de wens van de dichter om niet uitgelachen te worden. Delen met elkaar, zorgen voor de zwakke, voor de weduwe en de wees, voor de vreemdeling in ons midden. In het verhaal van God mag iedereen meedoen en iedereen die echt meedoet roept op om je aan te sluiten. De Psalm spreekt in dit verband van goedheid en rechtvaardigheid. Natuurlijk, ook de dichter is wel eens van die weg afgeweken. Daar blijf je niet onverschillig bij omdat God het je wel zal vergeven, omdat je elk moment opnieuw de Weg mag gaan waartoe de Bijbel oproept. Want de pijn die je hebt veroorzaakt door de mensen langs de kant van de weg te laten liggen, de pijn die je hebt veroorzaakt door mensen geen recht te doen, die pijn voel je zelf als je je realiseert waar het in het leven echt om gaat. Maar juist omdat je op de Weg van het goede mag terugkeren wordt die pijn geheeld en gaat de vreugde overheersen. Want dan weet je dat mensen recht zal worden gedaan. De dichter van deze Psalm zinspeelt weer op de oude belofte uit het boek Jozua, aan iedere famillie die het land kwijt raakt zal het land na 50 jaar weer worden teruggegeven. Daarom mag je er op vertrouwen dat de kinderen van de armen weer het land zullen bezitten. De armoede is geen natuurverschijnsel, je hoeft niet te wachten op een volgend leven om het te bestrijden. De opheffing uit de armoede, de bevrijding van de armen, kan vandaag nog beginnen, daar mag je met heel je ziel en zaligheid aan werken.