2 Samuel 21:1-14
In de dagen van Koning David was de wetenschap nog niet zover gevorderd dat men de oorzaken kon vinden voor het mislukken van de oogst door droogte, nog wel drie jaar lang. Drie staat hier voor het getal van de volheid. Als het drie jaar geduurd had kon het overigens ook wel met God te maken hebben en dan werden de Priesters geroepen die de orakelstenen wierpen. En jawel het kwam door Saul, die had een heilige belofte van het volk Israël gebroken en daar moest voor worden betaald. Als je de minsten in het land negeert dan gaat het slecht me je land. Eigenlijk is dan natuurlijk nog helemaal niet veranderd. Wie wil er nu wonen in een land waar gezinnen onder de brug moeten slapen? In Israël kende men vreemdelingen en bijwoners. Die bijwoners waren ook vreemdelingen maar die woonden er al voordat Israël uit de woestijn kwam en het land veroverde. De volken die niet wilden delen werden vernietigd of weggejaagd, de volken die bereid waren te delen mochten blijven wonen. Dat was het geval met de Gibeonieten.
David heeft het huis van Saul altijd in ere gehouden. Zelf weigerde hij op talrijke momenten een lid van het huis van Saul te doden. Maar nu is hij Koning naar Gods hart en voor een Koning naar Gods hart hebben de minsten het voor het zeggen. En hier is bloedschuld naar de bijwoners, hier heeft God laten varen het werk dat zijn hand begon, de belofte van bescherming naar de Gibeonieten is immers gebroken. Zij eisen vergelding en zij hebben recht op vergelding, zij zijn niet de minderen van Israël, zij zijn opgenomen in Israël en hebben recht op dezelfde bescherming. Het bloed dat ten onrechte vergoten werd houdt de aarde onvruchtbaar, het bloed dat met recht vergoten wordt maakt de aarde weer vruchtbaar. Hier staat de Godsdienst van Israël lijnrecht tegenover de vruchtbaarheidsgodsdienst van Kanaaän, niet het bloed van de eerstgeborene, of het bloed van de offeraar zelf maakt het land vruchtbaar maar het recht dat wordt gedaan aan de minste.
Zeven nakomelingen van Saul worden ter dood gebracht op het Pesachfeest. Het Pesachfeest wordt immers gevierd bij het begin van de oogst ten tijde van de gersteoogst. Het gerstebrood is het brood van de armen, gerst wordt het eerst geoogst en de armen hebben niet een reserve die hen door de winter heen helpt. Maar het huis van Saul verdient ook eerbied en respect, Saul was immers de gezalfde van God. Rispa de bijvrouw van Saul en diens weduwe laat hier zien hoe dat moet. Haar kinderen moesten boeten voor de misdaad van Saul. David begrijpt de boodschap en laat de beenderen van Saul en zijn zonen verzamelen en laat alle doden begraven in het graf van de voorvaderen van Saul. En daarmee was aan de Gibeonieten, de bijwoners, recht gedaan en daarmee was aan het huis van Saul recht gedaan. De aarde kon nu weer vruchtbaar worden. Wij klagen nog wel eens over zwervers en vreemdelingen in onze straten. Maar net als David moeten wij ons afvragen of wij hen wel recht hebben gedaan. Dan zal onze last verdwijnen en zal mede door hen ook ons land weer vruchtbaar worden. Elke dag opnieuw kunnen we daaraan werken, ook vandaag weer.