2 Samuel 19:25-41a
Nu David heeft gewonnen en weer koning kan worden over Israël en Juda moeten er nog wat losse eindjes worden afgewerkt. Allereerst het lot van Mefiboset. Hij wordt hier aangeduid als een kleinzoon van Saul. Hij was door zijn dienaar Siba beschuldigd van verraad. Hij zou er bewust voor gekozen hebben om bij Absalom te blijven. Siba had er voor gezorgd dat het leger van David ook op de vlucht naar de woestijn werd bevoorraad. Als beloning had David aan Siba het bezit van Mefiboset gegeven waarvoor Siba verantwoordelijk gesteld was. Mefiboset was namelijk verlamd. David had hem aan het hof opgenomen en Siba aangesteld als rentmeester over het bezit van Mefiboset. Het blijkt nu dat Siba de kans schoon had gezien het hele bezit zich toe te eigenen. Mefiboset had wel met David mee willen vluchten maar kon dat niet zelf. Hij had de rouwdracht aangenomen. Nu schonk hij ook zelf zijn bezit aan Siba uit vreugde voor de terugkeer van David. Mefiboset was de zoon van Jonatan.
Dan komt het omgekeerde. Had Siba door zijn bedrog en de zorg voor David het erfdeel van Saul in haden gekregen Barzillai had David ontvangen zonder er iets voor terug te krijgen. Mefiboset wil weer bij David wonen in Jeruzalem, Barzillai wil van de lange reis en het verblijf in de vreemde stad niets weten. Hij blijft aan zijn kant van de Jordaan, daar waar zijn vader en moeder begraven zijn, hij verloochent zijn afkomst niet, hoe oud en hoe rijk hij ook is. In zijn plaats beveelt hij Kimham aan. Wie die Kimham is weten we niet. Uit de manier waarop er in het verhaal door Barzillai over hem gesproken wordt zou je kunnen afleiden dat het een zoon van Barzillai is. Het huis van Barzillai zou zodoende verbonden worden met het huis van David. Maar het staat er niet expliciet, we weten het niet. Het is altijd wel zo gelezen. In de dagen van Jezus van Nazareth schreef Flavius Josephus zijn geschiedenis van de Joden om aan de Romeinen duidelijk te maken hoe oud het volk Israël wel niet was, hij noemt in zijn boek Kimham de zoon van Barzillai.
Wie goed leest in dit gedeelte van het boek 2 Samuël zal het opvallen hoe lang het duurt voor David de Jordaan is overgetrokken op zijn weg naar Jeruzalem. Het doet denken aan de overtocht van het volk Israël toen het uit de woestijn het beloofde land introk. Toen stond er midden in de Jordaan de Ark van het verbond, gedragen door de Levieten. Nu vindt er verzoening plaats, nu wordt er vrede gesticht en wordt kwaad vergeven. Het is alsof David opnieuw wordt gedoopt. Hij was natuurlijk niet gedoopt, de doop is pas na Johannes de Doper het teken geworden van vergeving van het kwaad. Maar vaak vergeten we de link te leggen met de Ark, waar de richtlijnen voor de menselijke samenleving worden bewaard. Bij de doop wordt je leven geplaatst in het uitvoeren van deze richtlijnen, in het worden van de arbeiders in de wijngaard waar Jezus zijn volgelingen toe oproept. Mee werken aan het voeden van de hongerigen, Barzillai deed het, meewerken aan het stichten van vrede, zoals Mefiboset deed, mee werken aan het omgaan in liefde in plaats van haat zoals Simei hier deed. Wij mogen zo elke dag opnieuw beginnen met het werken aan die richtlijnen voor de menselijke samenleving. Ook vandaag weer.