2 Koningen 22:14-20
Met de uitspraken die hierboven staat beginnen profeten. Ze spreken niet namens zichzelf maar namens de God van Israël. Ze kijken niet in de toekomst maar kijken naar het heden en zien hoe dat “heden” op grond van het Woord van God zal aflopen. Waar gaat dat heen met onze wereld? Dat is de vraag die velen stellen. De Bijbel kent er twee antwoorden op, eigenlijk maar één. Gaat het goed met de armen, wordt hen recht gedaan , worden de weduwe en de wees beschermd, is er vrede in het land en is men bereid te delen met de armsten, dan gaat het goed. Zorgt men alleen voor zichzelf, zijn het de rijken die het voor het zeggen hebben, weten zij de last van de zorg voor de armen af te wentelen, dan gaat het slecht met het land. In Israël was er vijftig jaar geen aandacht geschonken aan het Woord van de God van Israël, het gaat dus slecht en het is één Koning niet gegeven dat land weer goed te laten worden. Dat is het Woord van God zoals dat door de profeet wordt weergegeven.
Er is door Bijbelgeleerden wel de vraag gesteld waarom Josia kiest voor de profetes Chulda. Er waren toch hele goede mannelijke profeten in zijn tijd? Josia was een tijdgenoot van Jeremia en Zefanja. De Bijbelgeleerden die deze vraag stellen zijn mannen. Ze denken dat de Bijbel mannen voortrekt boven vrouwen. In hun kerken proberen ze vrouwen uit het ambt en zeker van de preekstoel te houden. Maar dat is een Heidense benadering van de mens. Van de God van Israël werd gezegd dat deze de mens mannelijk en vrouwelijk had geschapen. Dat zit dus in ieder mens en voor de God van Israël is ieder mens, vrouwelijk en mannelijk, gelijk. Paulus zal veel later zeggen dat in de Christelijke gemeente het onderscheid tussen mannen en vrouwen is weggevallen. Een “vrouw” als “vrouw”, als orakel, behoorde dus te zwijgen, mannen en vrouwen als gelovigen, als verkondigers van het Woord van God hoorden beiden in de Christelijke gemeente. Het antwoord waarom Chulda staat er gewoon: Chulda woonde het dichtst bij, in een nieuwe wijk van Jeruzalem.
Josia zal zelf profiteren van het inzicht dat hij kreeg. Al dat zilver dat hij had laten besteden voor het herbouwen van de Tempel zal het volk niet helpen. Het gaat namelijk niet om het uiterlijk van de godsdienst. Praise en Worship brengen geen lof aan de God van Israël en zijn zoon Jezus van Nazareth. Uit de muren van de Tempel komt het boek van de Wet tevoorschijn. Het boek van de liefde voor de naaste, in dat boek staat dat je de God van Israël lief moet hebben boven alles en dat je dat moet doen door je naaste lief te hebben als jezelf. Daarom zal Paulus later aan een gemeente schrijven dat de Tempel in je hart gegrifd moet zijn. Al je handelen, al je denken, al je voelen, al je leven zal gericht moeten zijn op het zorgen voor je naaste, voor de armsten en de minsten op de hele bewoonde wereld, tot aan de einden der aarde zegt de Bijbel dan. Elke dag mogen we daarvoor weer beginnen. We hoeven daarvoor niet als Josia onze kleren te scheuren, wij mogen de God van Israël dankbaar zijn dat hij zijn zoon heeft gezonden die ons heeft voorgedaan dat je zelfs door de dood heen nog je naaste lief kunt hebben, dat mogen we elke dag weer doen, ook vandaag weer.