Ezechiël 14:12-23
Jezus van Nazareth heeft ons opgeroepen om zoutend zout in de samenleving te zijn. Zoals het zout in het brood niet meer terug te vinden is maar wel degelijk de smaak van het brood bepaald zouden ook de gelovigen in het Koninkrijk van de God van Israël in de samenleving de liefde voor de naaste moeten laten zien zodat die samenleving al de smaak krijgt van het Koninkrijk. De vraag die het boek Ezechiël vandaag aan ons stelt is of dat voldoende is. Als het handjevol gelovigen nu recht en vrede brengt en zorgt voor de minsten in de samenleving, wordt die samenleving daardoor dan alvast een beetje het Koninkrijk van God? Het antwoord dat Ezechiël krijgt is een keihard nee. Rechtvaardigen in de samenleving zijn geen garantie voor het goede van die samenleving zelf, ze zijn geen keurmerk dat maakt dat je je veilig aan een dergelijke samenleving kan overgeven.
In het verhaal dat we vandaag lezen worden drie namen genoemd. Het heeft lang geduurd voordat geleerden wisten over wie Ezechiël het nu eigenlijk had en nog zijn alle geleerden het er niet helemaal over eens. Noach en Job kennen we uit de Bijbel. Noach kwam uit Mesopetamië en Job uit Edom. Maar die Daniël dan? De Daniël uit de Bijbel had geen kinderen en de vraag is of hun rechtvaardigheid hun kinderen had kunnen redden. Nu is het woord “kinderen”dat hier wordt gebruikt ook van toepassing op alle jongeren van het land, de toekomst dus, de bloei van de natie, maar ook daarvan is bij de Bijbelse Daniël geen sprake. Er is echter een verhaal gevonden over een koning Daniël in Syrie die bekend stond als een wijs en rechtvaardig vorst. Hij had een zoon die zich tegen de goden had verzet en daardoor de dood had gevonden. De drie rechtvaardigen hadden dus met hun rechtvaardigheid zelfs hun kinderen niet kunnen redden. Ezechiël heeft het dus over drie niet Israëlische rechtvaardigen, in het kwade is Israël dus niet het voorbeeld voor de volken.
Het verhaal loopt uit op de mededeling dat de ballingen uitgebreid zullen worden met een nieuwe groep ballingen. De eerste ballingschap had de achterblijvers niet op andere gedachten gebracht, ze waren afgoden blijven nalopen, ze waren kinderoffers blijven brengen. Jeruzalem zou daarom nu helemaal verwoest worden en de inwoners zouden de dood vinden. Het handjevol dat overbleef was bedoeld om de ballingen rond Ezechiël duidelijk te maken wat er fout was gegaan. Wij leren er van dat we er niet komen als we goed blijven doen zonder ons te verzetten tegen het kwade. We zullen iedereen mee moeten krijgen in een eerlijke handel met de armsten in de wereld, met het houden van maaltijden met de vreemdelingen onder ons, met de zorg voor daklozen, vluchtelingen, kinderen, zieken en de ouden van dagen die zelf niet meer kunnen zorgen. Elke dag kunnen we gelukkig opnieuw roepen dat mensen moeten opstaan tegen het kwade en het goede moeten gaan doen, niets dan het goede, ook vandaag kan dat weer.