Deuteronomium 8:7-20
7 Straks brengt de HEER, uw God, u naar een goed land, een land van beken, bronnen en waterstromen, die ontspringen in de valleien en op de bergen, 8 een land van tarwe en gerst, van wijnstokken, vijgenbomen en granaatappelbomen, een land van olijven en honing, 9 een land waar u niet slechts schamel brood zult eten, maar waar het u aan niets zal ontbreken, een land waar u ijzer vindt in het gesteente en waar u koper delft uit de bergen. 10 Wanneer u daar volop te eten hebt, dank de HEER, uw God, dan voor het goede land dat Hij u gegeven heeft. 11 Zorg ervoor dat u Hem niet vergeet, waardoor u zijn geboden, wetten en regels, die ik u vandaag voorhoud, zou veronachtzamen.12 Wanneer u volop te eten hebt en mooie huizen bouwt om in te wonen, 13 wanneer u steeds meer runderen, schapen en geiten krijgt, steeds meer goud en zilver, wanneer uw hele bezit toeneemt, 14 mag u daardoor niet hoogmoedig worden en de HEER, uw God, niet vergeten. Was Hij het niet die u uit de slavernij in Egypte bevrijdde; 15 die u veilig door die grote, verschrikkelijke woestijn leidde, dat dorre land waar geen water te vinden is en waar giftige slangen en schorpioenen huizen; die voor u water liet ontspringen uit de steenharde rots; 16 die u in de woestijn manna te eten gaf, voedsel dat uw voorouders nog nooit hadden gezien-en dat alles om u te laten buigen voor zijn macht en u op de proef te stellen, zodat Hij u later zou kunnen zegenen? 17 En dan zou u bij uzelf denken: Al die voorspoed hebben we op eigen kracht verworven!? 18 Nee, u moet beseffen dat het de HEER, uw God, is die u in staat stelt om die welvaart te verwerven, omdat Hij zijn verbond gestand wil doen, alles wat Hij uw voorouders onder ede heeft beloofd. Zo heeft Hij dat gedaan, tot op de dag van vandaag. 19 Maar als u de HEER, uw God, toch vergeet en achter andere goden aan loopt, ze vereert en voor ze neerknielt-ik waarschuw u op voorhand dat u dan zeker zult omkomen. 20 Het zal u net zo vergaan als de volken die de HEER ter wille van u uitroeit: u zult omkomen omdat u niet naar Hem hebt geluisterd. (NBV21)
Als je nu zo ongeveer je hele leven in de woestijn hebt rondgesjouwd moet zo’n opsomming van het goede land toch wel een hele bijzondere betekenis hebben. Van alle bevrijde slaven uit Egypte was er niemand meer overgebleven, het volk bestond uit leden van de tweede generatie die nooit anders dan de woestijn had gekend. Voor ons, die leven in een rijk land, lijkt het zelfs wat overdreven met die beken, bronnen en waterstromen in de valleien en op de bergen. Maar voor volken die in de woestijn leven is een overvloed aan water het eerste vereiste voor rijkdom, voor tarwe en gerst, wijnstokken en vijgenbomen, granaatappelbomen, olijven en honing. Maar die rijkdom is gevaarlijk. IJzer en koper in de bodem zodat je wapens kunt smeden, gras in overvloed zodat het vee zal toenemen, je kunt het zelfs verkopen zodat je een hoeveelheid goud en zilver kan verzamelen en mooie huizen kunt bouwen. Want je vergeet zo gemakkelijk dat je ooit een volk van slaven was dat echt bevrijd moest worden, want zelf kon je het niet. Je vergeet zo gemakkelijk dat je door de woestijn bent getrokken waar iedereen aangewezen was op de ander. Als het je zelf goed gaat en je rijkdom steeds toeneemt kun je je bijna niet meer voorstellen dat een ander tegenslagen heeft, misoogsten tegenkomt, ziekte en verkeerde beslissingen kent, waardoor de rijkdom van die ander afneemt in plaats van toeneemt.
Het leven zelf kan een dorre woestijn lijken dat niets te bieden heeft. Dan ben je eens te meer aangewezen op de saamhorigheid van anderen. Dan kom je pas tot je recht als anderen je tot je recht laten komen. En alleen als iedereen beseft dat die rijkdom niet door eigen verdienste is gekomen, maar van God afkomstig is, is er de kans dat net als toen in de woestijn mensen bereid zijn alles met elkaar te delen, desnoods zichzelf. Ook in onze dagen zien we de uitwassen van wat er kan gebeuren als mensen de voorspoed waarin ze leven aan zichzelf toeschrijven. Bankdirecteuren die vergeten dat hun banken alleen bloeien als de gebouwen schoon gehouden worden, als de telefoon op tijd wordt opgenomen, als de beveiliging bewaakt, als de software loopt en de computers functioneren. Daar hebben ze mensen voor aan laten nemen door afdelingen personeelszaken, tegenwoordig de afdeling menselijke bron genoemd. Daar zijn mensen voor opgeleid door bekwame scholers. En al die mensen die gewerkt hebben voor die bankdirecteuren doen dat niet alleen om het geld dat hen als loon in het vooruitzicht is gesteld maar omdat ze van dat werk houden, omdat ze er een eer in stellen dat werk goed te doen en met zoveel mogelijk resultaat.
Geen bankdirecteur kan zijn personeel verleiden om zich maximaal in te zetten zonder bereid te zijn zijn eigen beloning te delen. Wie doet alsof de winst van een bedrijf alleen aan de directie of de leiding te danken is maakt een grote vergissing en heeft geen oog voor de zwaksten in de wereld. In elk bedrijf zijn het de zwaksten die het succes van het bedrijf bepalen. Hun inzet levert uiteindelijk dat op wat het bedrijf aanzien geeft. Daar waar dat vergeten wordt gaat een bedrijf ten onder. Een bedrijf dat leeft van dienstverlening voor klanten, een bank bijvoorbeeld, en die klanten alleen als objecten van winst ziet, gaat ook ten onder. Op korte termijn zal er veel winst binnen lijken te komen, op de lange termijn zal blijken dat die klanten snel zijn uitgeput en bezwijken onder de last die hen is opgelegd in plaats van door de dienstverlening zo te zijn gesterkt dat ze nog meer kunnen opleveren. Daarom moet je nooit vergeten dat alles wat je inzet en ijver oplevert ook door een ander is voortgebracht. Niets heb je alleen en is alleen door je eigen verdienste verworven. Natuurlijk mag je blij en trots zijn op wat je zelf aan aandeel hebt maar je kunt pas echt blij zijn als je weet te delen met hen die het niet voor elkaar gekregen hebben. Dat is de Weg van de God van Israël die onze God ook in een land van overvloed van ons vraagt om te gaan, dat is de Weg naar een ideale samenleving, elke andere weg loopt dood.