Marcus 14:1-11
1 De volgende dag zou het feest van Pesach en het Ongedesemde brood beginnen. De hogepriesters en schriftgeleerden zochten naar een mogelijkheid om Hem door middel van een list gevangen te nemen en te doden. 2 ‘Maar niet op het feest,’ zeiden ze, ‘want dan komt het volk in opstand.’ 3 Toen Hij in Betanië in het huis van Simon-degene die aan een huidziekte had geleden-aanlag voor de maaltijd, kwam er een vrouw binnen. Ze had een albasten flesje bij zich dat gevuld was met zeer kostbare, zuivere nardusolie. Ze brak het flesje open en goot de olie uit over zijn hoofd. 4 Sommige aanwezigen zeiden geërgerd tegen elkaar: ‘Waar is deze verkwisting goed voor? 5 Die olie had immers voor meer dan driehonderd denarie verkocht kunnen worden, en dat geld hadden we aan de armen kunnen geven.’ Ze voeren tegen haar uit. 6 Maar Jezus zei: ‘Laat haar met rust, waarom vallen jullie haar lastig? Ze heeft iets goeds voor Mij gedaan. 7 Want de armen zijn altijd bij jullie, en jullie kunnen weldaden aan hen bewijzen wanneer je maar wilt, maar Ik zal niet altijd bij jullie zijn. 8 Wat ze kon, heeft ze gedaan: ze heeft mijn lichaam nu al met olie gebalsemd, met het oog op mijn begrafenis. 9 Ik verzeker jullie: waar ook maar ter wereld het goede nieuws verkondigd wordt, daar zal ter herinnering aan haar verteld worden wat zij heeft gedaan.’ 10 Toen ging Judas Iskariot, een van de twaalf, naar de hogepriesters om Hem aan hen uit te leveren. 11 Toen zij dit hoorden, waren ze opgetogen en beloofden ze hem geld te zullen geven. En hij zon op een mogelijkheid om Hem op een geschikt moment uit te leveren. (NBV21)
Het zijn maar 11 verzen in het verhaal van wat wij tegenwoordig de Goede Week noemen maar ze zijn bijna allemaal van belang om het verband en daarmee de boodschap tussen al die verhalen te begrijpen. We waren de Goede Week zondag begonnen met de intocht van de Koning op een ezel in Jeruzalem. Vervolgens had die Koning van de vrede de handelaars uit de Tempel gemept. Daarmee had hij de autoriteiten van de Tempel uitgedaagd en tot het uiterste getergd. Die autoriteiten besloten dus om Jezus van Nazareth ter dood te brengen, of te laten brengen, als hij maar dood was. Maar hij was ook tot Koning uitgeroepen door al die mensen die met hem mee naar Jeruzalem waren gekomen om daar op de in de Tora voorgeschreven wijze het Paasfeest te vieren. Die nieuwe Koning ter dood te brengen voor het feest zou een opstand kunnen uitlokken en de Romeinen waren niet mis als het ging om een opstand te onderdrukken.
En dan gaat ons verhaal verder. Want een koning moet tot koning gezalfd worden, Christus betekent ook de gezalfde. Dat gebeurt dus niet in Jeruzalem maar in een dorp even buiten de stad, in Bethanië. Bethanië is overigens een Aramese naam die ook “huis van ellende” betekent. Daar was Jezus van Nazareth te gast bij Simon, een man die van huidvraat was genezen, ofwel die weer rein verklaard was. Daar was dus een vrouw die Jezus van Nazareth zalfde met kostbare olie. Maar moeten we de intocht als Koning nu serieus nemen? Op veel plaatsen staan in het land kerken en beelden die “Christus Koning” heten. Jezus van Nazareth en zijn volgelingen nemen het uitroepen van hem als Koning tijdens de intocht kennelijk niet zo serieus. De leerlingen vinden dat de olie beter had kunnen worden verkocht en het geld aan de armen gegeven. Jezus van Nazareth zelf accepteert de zalving als teken van zorg voor zijn lijk, alsof hij al gestorven was. Kennelijk was hij er zeer van overtuigd dat de hele beweging, om tot Koning van de Joden uitgeroepen te worden, uit zou lopen op zijn dood.
De armen waren er daarna ook nog wel. Ze zijn er nog steeds. Maar als Jezus van Nazareth en de andere leerlingen het niet serieus nemen hoe zou het dan ooit zover kunnen komen? Alleen een spontane volksopstand zou hem dat Koningschap kunnen opdringen. En omdat de autoriteiten een opstand verwachten voor het feest moest die opstand dus voor het feest worden uitgelokt. Daar zou Judas Iskariot voor zorgen. Hij zou er voor zorgen dat Jezus van Nazareth nog voor het feest gegrepen zou kunnen worden. Het zou een bittere teleurstelling voor hem worden. De samenleving is niet maakbaar en de koning van de vrede zou laten zien dat een gewelddadige opstand echt het laatste was dat hij zou willen veroorzaken. Ook voor ons geldt dus dat een opstand met geweld tegen de onderdrukkers van de armen niet in de rede ligt. Maar zorg voor de armen wordt ons zelfs hier in het verhaal over de kroning opgedragen. We hebben ze immers nog steeds bij ons, en daarmee blijven we de machthebbers, de inhalige ceo’s en bankdirecteuren aan het onrecht herinneren. Tot ook aan de armen recht wordt gedaan.