Een schanddaad

Jeremia 29:15-32

15 Misschien zeggen jullie: “De HEER heeft ons toch ook in Babel profeten gegeven?” 16 Maar dit zegt de HEER over de koning die op de troon van David zit en over de hele bevolking van Jeruzalem, je volksgenoten die niet met jullie in ballingschap zijn gegaan, 17 dit zegt de HEER van de hemelse machten: Ik stuur het zwaard, de honger en de pest op hen af, Ik zal met hen hetzelfde doen als met bedorven vijgen, die niet meer te eten zijn. 18 Ik zal hen met het zwaard, de honger en de pest achtervolgen en hen tot een afschrikwekkend voorbeeld voor alle koninkrijken op aarde maken. Hun namen zullen als een vloek worden gebruikt, ze zullen afschuw en ontzetting wekken en bespot worden in alle landen waarheen Ik hen zal verdrijven. 19 Want ze hebben niet naar Mij geluisterd-spreekt de HEER -,hoewel Ik telkens weer mijn dienaren, de profeten, naar hen zond. En ook jullie hebben niet naar Mij geluisterd-spreekt de HEER. 20 Luister naar mijn woorden, ballingen, die Ik vanuit Jeruzalem naar Babel heb laten voeren. 21 Dit zegt de HEER van de hemelse machten, de God van Israël, over de profeten Achab, de zoon van Kolaja, en Sedekia, de zoon van Maäseja, die in mijn naam leugens profeteren: Ik lever hen uit aan koning Nebukadnessar van Babylonië, die hen voor jullie ogen zal terechtstellen. 22 En alle Judese ballingen in Babel zullen aan hun lot een vloek ontlenen: “Moge de HEER het je laten vergaan als Sedekia en Achab, die de koning van Babylonië boven het vuur geroosterd heeft.” 23 Want ze hebben iets gedaan dat in Israël een schanddaad is: ze hebben overspel gepleegd met de vrouw van een ander en in mijn naam leugens geprofeteerd, woorden die Ik hun niet heb opgedragen te spreken. Ik heb het gezien, Ik was er getuige van-spreekt de HEER.’ 24 De HEER gaf Jeremia de opdracht om het volgende te zeggen tegen Semaja, de Nechelamiet: 25 ‘Dit zegt de HEER van de hemelse machten, de God van Israël: Je hebt op eigen gezag brieven gestuurd aan de priester Sefanja, de zoon van Maäseja, de overige priesters en de bevolking van Jeruzalem, brieven waarin staat: 26 “De HEER heeft u tot priester aangesteld; Hij heeft u de opvolger van de priester Jojada gemaakt om in de tempel van de HEER de orde te handhaven, dus u moet elke gek die zich voor profeet uitgeeft in het blok sluiten en aan het halsijzer ketenen. 27 Waarom bent u dan niet opgetreden tegen Jeremia uit Anatot, die zich bij u voor profeet uitgeeft? 28 Hij heeft ons in Babel namelijk een brief gestuurd waarin staat dat de ballingschap nog lang zal duren, dat we huizen moeten bouwen en daarin gaan wonen, tuinen moeten aanleggen en van de opbrengst moeten eten.”’ 29 Nadat de priester Sefanja deze brief aan Jeremia had voorgelezen, 30 richtte de HEER zich tot Jeremia: 31 ‘Stuur de volgende brief aan de ballingen: Dit zegt de HEER over Semaja, de Nechelamiet: Hij heeft bij jullie geprofeteerd zonder dat Ik hem gezonden heb en heeft jullie met leugens misleid. 32 Daarom-dit zegt de HEER: Ik zal hem en zijn nageslacht straffen. Ze zullen onder dit volk ophouden te bestaan, ze zullen de voorspoed die Ik mijn volk zal brengen niet meemaken-spreekt de HEER. Want hij heeft het volk tegen Mij opgezet.’ (NBV21)

Zelfs de meest kleingeestige ruzies vind je in de Bijbel terug. Vandaag komen we er weer een tegen. We hebben niet zo lang geleden gelezen van de brief die Jeremia aan de ballingen in Babel stuurde en waarin hij waarschuwde voor allerlei profeten die de ballingschap wel even vlug voorbij zouden laten gaan als de ballingen maar in verzet wilden komen. Jeremia had gewezen op de geweldige overmacht van Babel en aangeraden juist het omgekeerde te doen, te zorgen voor vruchtbaarheid, gezinnen, kinderen, groentetuinen. Dat vonden die profeten van verzet en oproer natuurlijk niet leuk. Dus schreef één van hen een briefje naar het hoofd van de Tempel met het vriendelijk verzoek om Jeremia op te pakken omdat hij de ballingschap langer zou laten duren. Kennelijk was de boodschap van Jeremia bij de ballingen goed ontvangen. Oproer en verzet kunnen nodig zijn maar wie de geweldige rijken in de geschiedenis beziet, waar ook Babel bij hoort, beseft dat kleine opstanden in de uithoeken van die rijken geen enkel effect hebben gehad.

Zelfs de opstand der Bataven in een verre uithoek van het Romeinse rijk had geen bevrijding tot gevolg alleen maar meer inlijving van de Batavieren in het Romeinse Rijk. Bevrijdingsbewegingen hebben altijd met het dilemma gezeten, moet je geweld gebruiken of alleen politieke druk. Vaak worden grote groepen in een bevolking uitgesloten van elke invloed op de macht. Dan blijft alleen geweld nog over lijkt het wel. Maar zelfs in Wit-Rusland waar verkiezingen vervalst werden en de oppositie elke toegang tot de media wordt geweigerd kiest men voor vreedzaam verzet. Dat gerechtvaardigde verzet wordt geweldig geholpen als er van buitenaf aandacht aan wordt geschonken. De roep om vrijheid van Tibet raakt de machthebbers in China als wij het blijven roepen.

De misdadige inval van Rusland in Oekraïne brengt de hele wereld in actie maar iedereen aarzelt er voor een oorlog tussen wereldmachten te starten. De hulp wordt daarom beperkt tot het schenken van wapens en munitie. We kunnen elke overheid voortdurend het goede voorhouden, we hebben daarom de plicht om elke overheid steeds het goede voor te houden. Gelukkig hebben wij een Amnesty International om ons daarbij te helpen. Jeremia had dat niet, maar door Amnesty kunnen wij net als Jeremia de juiste brieven schrijven. In de Tweede Wereldoorlog is onder Christenen een uitgebreide discussie gevoerd over het al dan niet gebruiken van geweld tegen de bezetter. In elke geval was de conclusie dat geweld gerechtvaardigd was als daar mensenlevens mee gered zouden kunnen worden. Geweld voor de bevrijding van Nederland kon alleen in verband met de geallieerden en zo is het ook gebeurd.

Plaats een reactie