Hosea 12:1-7
1 Efraïm heeft mij omsingeld met leugens, het volk van Israël heeft mij ingesloten met bedrog. Maar Juda heeft nog een band met God en blijft de Heilige nog trouw. 2 Efraïm bouwt op lucht; het zoekt zelfs de verzengende oostenwind op. Elke dag weer stapelt het leugen op leugen en pleegt het nieuwe gewelddaden. Met Assyrië sluiten ze een verbond, Egypte bieden ze olijfolie aan. 3 De HEER voert een geding tegen Juda; hij zal Jakob om zijn wangedrag bestraffen, zijn misdaden zal hij hem vergelden. 4 Al in de moederschoot heeft hij zijn broer beetgenomen, en in de kracht van zijn leven worstelde hij met God. 5 Hij worstelde met een engel en overwon; onder tranen smeekte hij hem om een gunst. In Betel vond God hem, daar sprak hij al tot ons. 6 Hij is de HEER, de God van de hemelse machten; HEER is zijn naam! 7 Keer voorgoed terug naar die God. Laat je leiden door liefde en recht. Blijf voortdurend hopen op je God.(NBV)
Na de regering van Salomo viel het land Israël, het rijk van David, opnieuw in twee delen uiteen. Het zuidelijke deel werd het land Juda en het Noordelijke deel werd het land Israël. Elk had haar eigen Koning. De naam Israël geeft tot onze dagen nog al wat verwarring. Het is de naam van het volk dat God heeft gekozen om de wereld te laten zien hoe het mensen vergaat die zich scharen achter de richtlijnen van de God van Israël. Maar het is ook de naam van een rijk, een land zoals er vele landen zijn. Ooit had het volk gevraagd om Koningen zoals de omringende volken die ook hadden.Nu kun je de keuze van God voor dat volk, dat toen nog in slavernij leefde, niet verwarren met de keuze van dat volk om een staat te zijn zoals alle andere staten.
Ook vandaag de dag wordt die fout vaak gemaakt. De staat Israël gedraagt zich als alle volken, het bezet, het onderdrukt, het voert oorlog en het heeft bondgenootschappen met wereldmachten die niet de God van Israël volgen. Tegelijk is er de oproep de godsdienst van de Hebreeuwse Bijbel te volgen en zijn christenen daar onopgeefbaar aan gebonden. Kritiek op de Staat Israël is dus heel iets anders dan kritiek op het door God gekozen volk, kritiek op de staat kan zeer wel gebaseerd zijn op de Hebreeuwse Bijbel. Hosea heeft er een taalkundige oplossing voor gekozen. Hij heeft het over Efraïm als hij het Noordelijke Koninkrijk Israël bedoelt. En dat rijk hult zich in leugens, voer oorlog en vertrouwt meer op een wereldmacht als Assyrie dan op de God van Israël, de God van het volk dus.
Maar ook het rijk Juda begint die trekken te vertonen. Efraïm was een kleinzoon van Jacob en Juda een zoon. De stam of familie van Jacob was naar Egypte getrokken en was daar tot een volk uitgegroeid. Maar die Jacob deugde ook al niet zegt Hosea. Dat was een bedrieger, een hielenlichter, pas toen hij een gevecht verloor met een boodschapper van God werd hij stamvader van het volk Israël. Het kan dus wel zegt Hosea, als je je onderwerpt aan de God die dat volk had uitgekozen dan kunnen liefde en recht weer de leidende principes in de samenleving worden. Ook iets voor ons om weer eens aan te denken.