Hosea 10:9-15
9 Al in Gibea gaf jij je over aan zonden, Israël, en sindsdien heb je daarin volhard. Zou je dan nu in Gibea worden ontzien, gespaard waar misdadigers worden gestraft? 10 Ik heb besloten hen te straffen: vreemde volken zullen tegen hen samenspannen om hen vast te binden en hun bronnen leeg te drinken. 11 Efraïm was een afgerichte jonge koe, die gewillig dorste. Toen ik haar fraaie hals zag, dacht ik: Ik ga Efraïm inspannen, ik laat Juda ploegen, Jakob eggen. 12 Zaai rechtvaardig! Oogst met liefde! Ontgin nieuw land! Het is tijd om de HEER te smeken, dat hij nadert met de regen van zijn goedheid. 13 Maar jullie ploegden wetteloosheid en oogstten onrechtvaardigheid; jullie moesten de vrucht van leugens eten omdat jullie op je eigen inspanning vertrouwden, op de kracht van je vele soldaten. 14 Daarom zal het krijgsgeweld tegen jullie losbreken, al je vestingen zullen worden verwoest zoals destijds Bet-Arbel werd verwoest door Salman: moeders werden doodgeslagen, samen met hun kinderen. 15 Dat heeft Betel jullie aangedaan om jullie eigen diepe verdorvenheid. Bij het aanbreken van de morgen komt Israëls koning voorgoed ten val. (NBV)
Ooit waren de Benjamenieten een burgeroorlog begonnen in Gibea. Alle andere stammen hadden zich verenigd om de Benjamenieten tot de orde te roepen. Maar de oorlogszucht van de Benjamenieten is in de dagen van Hosea ook terug te vinden bij het overige Israël. Oorlog is niet meer te veroordelen omdat er goede bondgenootschappen zijn met machtige landen. Ook bij ons klinkt dat argument van bondgenootschap met veilige landen nog wel eens. In Syrië worden Nederlandse militairen wel aangevallen door soldaten van dat bondgenootschap.
Het enige bondgenootschap dat telt volgens Hosea is het verbond dat het volk had gesloten met de God van Israël. Die had beloofd te zorgen voor een land dat overvloeide van melk en honing. En dat land was er ook gekomen. Maar het volk had haar deel van het verbond naast zich neergelegd. Rechtvaardig zaaien, met liefde oogsten, nieuw land ontginnen, er was geen sprake van. Wetteloosheid en onrechtvaardigheid werden de norm, leugens lagen ten grondslag aan wat er gebeurde en dat men op soldaten vertrouwde zou tot de ondergang leiden.
Opnieuw valt Hosea terug op de geschiedenis van Israël. Hij herinnert ze aan het verhaal over Bet-Arbel dat al in het eerste boek van de Tora staat opgetekend. Daar werd door de vijandige koning Salman een onmenselijk wrede strijd gevoerd waarin moeders samen met zonen verpletterd werden. Lezers van Hosea zullen later nog wel eens terugdenken aan het verhaal van de Makkabeeën waar zeven broers een voor een voor de ogen van hun moeder een wrede dood stierven en toen zelf ter dood werd gebracht. Uit de wreedheden uit de geschiedenis moeten we lessen trekken. Haat zaaien, onrecht bedrijven, leugens verspreiden, het ligt voor de hand dat het schade toebrengt aan de samenleving. Maar treden we eer voldoende tegen op.?