1 Samuel 15:24-35
24 Toen zei Saul tegen Samuël: ‘Ik heb gezondigd! Ik ben voorbijgegaan aan wat de HEER gezegd heeft, aan wat u gezegd hebt. Ik was bang voor de soldaten en daarom deed ik wat zij wilden. 25 Alstublieft, vergeef me en laat me niet alleen; ik wil neerknielen voor de HEER.’ 26 ‘Nee, ‘antwoordde Samuël. ‘U hebt de opdracht van de HEER verworpen, daarom verwerpt de HEER u als koning van Israël.’ 27 Toen Samuël zich omdraaide om weg te gaan, greep Saul de slip van zijn mantel beet, maar die scheurde af. 28 En Samuël zei: ‘Hierbij scheurt de HEER het koningschap over Israël van u los en geeft hij het aan iemand anders, iemand die waardiger is dan u. 29 En u weet dat de Glorie van Israël nooit zijn woord breekt en nimmer van zijn besluiten terugkomt. Hij is immers geen mens, dat hij van zijn besluiten terug zou komen.’ 30 Weer zei Saul: ‘Ik heb gezondigd! Maar val me alstublieft niet af waar de oudsten van mijn volk en heel Israël bij zijn en laat me niet alleen; ik wil neerknielen voor de HEER, uw God.’ 31 Toen ging Samuël met Saul mee en Saul knielde neer voor de HEER. 32 Daarna zei Samuël: ‘Laat koning Agag van Amalek hier komen.’ Agag kwam naar hem toe, nog steeds geboeid. ‘De bittere dreiging van de dood is zeker wel geweken?’ vroeg hij. 33 Maar Samuël antwoordde: ‘Zoals uw zwaard vrouwen van hun kinderen heeft beroofd, zo wordt nu uw moeder van haar kind beroofd.’ En hij hakte Agags hoofd af ten overstaan van de HEER in Gilgal. 34 Samuël ging terug naar Rama en Saul keerde terug naar zijn woonplaats Gibea. 35 Samuël heeft Saul nooit meer terug willen zien, maar hij treurde wel om hem. En de HEER betreurde het dat hij Saul als koning van Israël had aangesteld. (NBV)
Toen Willem Alexander ingehuldigd werd als Koning der Nederlanden had hij een hermelijnen mantel aan. Dat is het teken van zijn koningschap. De Koningsmantel is een symbool dat net als de kroon al een heel oud symbool is. Zelfs in de verhalen van Saul en Samuël komt deze mantel voor. Wie het bovenstaande deel goed gelezen heeft zal zeggen dat niet Saul maar Samuël een bijzondere mantel draagt. Als Saul die vastgrijpt scheurt er een stuk van af. Dat is het teken dat het koningschap van Saul eigenlijk voorbij is. Het is net als bij het Nederlandse Koningschap waarbij de Koning geen kroon draagt en niet wordt gekroond. Dat laatste komt omdat men eigenlijk niet kon bedenken wie de Koning zou moeten kronen. De protestanten in de negentiende eeuw vonden dat de Koning door God gekroond zou moeten worden. De Koning is immers Koning bij de gratie Gods heet het. De genade van God bepaald of je echt koning bent en Saul heeft die genade beschaamd door ongehoorzaam te zijn.
Saul gaat verder. Hij legt de schuld van zijn falen bij zijn soldaten. Hij was bang voor zijn soldaten en had daarom maar gedaan wat ze wilden. Over de Koning van de Amalekieten, Agag, zwijgt hij. Nu had hij kunnen weten dat juist angst de meest slechte raadgever is. Als de God van Israël je iets heeft opgedragen dan hoef je voor niks en niemand meer bang te zijn. Niet dat je geen gevaar meer loopt, maar zelfs de dood is zonder angst geen drijfveer meer. Het volgen van de Weg van de God van Israël is volstrekt zonder eigen belang. Dat was nu juist ook de kern van de ban die geslagen was over Amalek. Dat volk moest worden uitgeroeid. Een volk dat in de woestijn een vermoeid en naar vrede snakkend volk in de rug durft aan te vallen is een bedreiging voor alle volken. Koning Agag denkt echter door de houding van Saul dat hij het leven er wel van af zal brengen ondanks alle dood en ellende die hij en zijn volk hebben veroorzaakt. Samuël laat nog een keer zien hoe het had gemoeten door Agag het hoofd af te slaan. Ten overstaan van de God van Israël staat er. Ter bescherming dus van alle zwakken die bedreigd bleven als Agag in leven zou zijn gebleven.
In kerken en religieuze bewegingen wordt nog wel eens gediscussieerd over wat men noemt de vrije wil. Als God alles weet en bestuurd wordt de mens dan ook niet bestuurd door de God van Israël? Is ons handelen wel in vrijheid of is het een gevolg van een eerder raadsbesluit van God? In het verhaal dat we vandaag lezen wordt het antwoord op die vraag niet gegeven. Ons wordt verteld dat we moeten blijven handelen of we er zelf helemaal verantwoordelijk voor zijn. Als God ons ergens voor uitgekozen heeft en wij houden ons niet aan zijn opdracht dan kan God berouw krijgen van zijn besluit. Daar sluit het gedeelte van vandaag mee af. De God van Israël houdt vast aan wat Hij is begonnen. En die God is ooit begonnen met het scheppen van een leefbare wereld voor de mensen. Daarvoor werd een volk uitgekozen dat direct ondervond wat het was dat die God wilde: bevrijding uit de slavernij. Dat volk kreeg dan ook de richtlijnen voor de menselijke samenleving, de tien geboden noemen we die ten onrechte. Daar moeten we ons aan houden. Niet alleen als individuen maar als wereldgemeenschap. We weten natuurlijk best dat het dan beter zou gaan in de wereld. Het is daarom goed dat we elke dag opnieuw kunnen beginnen met die God, met de richtlijnen van die God, ook vandaag weer.