Psalm 118:15-29
Alleen de rechtvaardigen hebben volgens het tweede deel van deze psalm reden tot juichen. Want hen wordt recht gedaan. Mensen doen zichzelf recht als ze anderen tot hun recht laten komen. Wie wil nu niet als een goed mens gezien worden? Dat wordt je pas als je anderen recht doet en tot hun recht laat komen. Dat kan betekenen dat je anderen aanspreekt op het onrecht dat ze doen, dat je daar wat van zegt en probeert ze er vanaf te brengen. Dat hoeft niet te betekenen dat je elke irritatie in ruzie en geweld moet laten ontaarden. Juist dan doe je jezelf geen recht en dus ook de ander niet. Trek je overigens niks aan wat anderen er van vinden. Soms vinden mensen het uiten van kritiek genant, dat hoort niet, dat doe je achteraf en stilletjes maar nooit in het openbaar. De Psalm wijst er op dat het bij de bouw nogal eens gebeurt dat een steen die door de bouwmeesters werd weggegooid perfect blijkt te passen als hoeksteen. Als je zonder cement bouwt van natuurstenen die slechts ruw bijgewerkt zijn dan is de vorm van de stenen heel belangrijk. Hoe beter ze passen hoe sterker het gebouw. Maar uiteindelijk houden de hoekstenen de hele zaak bij elkaar. Zo is het in de samenleving ook. Juist de mensen die goed en kwaad weten te benoemen zonder onderscheid, niet om af te breken maar om op te bouwen, blijken de samenleving vooruit te kunnen brengen. Recht doen aan mensen staat daarbij voorop. De poorten van gerechtigheid waarover in deze Psalm gezongen wordt waren vanouds de plaatsen waar recht gesproken werd. En het recht zoals in de Bijbel wordt besproken gaat niet alleen om regeltjes, wat mag en wat niet mag, maar gaat juist over mensen, over wie er in meedeelt en hoe mensen tot hun recht komen, mogen zijn wie ze zijn. God is daarbij de vertegenwoordiger van het hoogste recht, heb je naaste lief als jezelf is Zijn belangrijkste wet. De wetten van de Bijbel gaan dan ook over het omgaan met mensen en niet over het omgaan met dingen. Eigendom is niet heilig, mensen zijn heilig. De mensen die akker aan akker rijgen en huis aan huis tesamen voegen worden veroordeeld. Het was zelfs ooit de bedoeling dat iedereen elke 50 jaar het land terug zou krijgen dat na de verovering van het beloofde land was toegewezen. Bij elke oogst moest je eerst een maaltijd houden met de armen en de vreemdelingen, dat was je eerste religieuze plicht, een offer heet dat in de Bijbel. We vergeten dat iedere keer opnieuw. We maken bezit heilig en willen daarom krakers in de gevangenis stoppen en speculanten in onroerend goed, die de stad laten verpauperen, weg laten komen met een geringe boete. Maar we mogen ook steeds opnieuw beginnen en leren dat het recht zit in eerlijk delen en zorgen dat iedereen mee kan blijven doen. We mogen leren dat bezit hebben betekent dat je het deelt en ten goede laat komen aan de hele samenleving. Dat is de poort die leidt naar de Heer.