Matteüs 5:11-20
Hoe kun je nu het zout van de aarde zijn en pas in de hemel toegejuichd worden. Dat lijkt niet echt met elkaar te kloppen. Tenminste als je de hemel na de dood van de mensen plaatst. En waarom zou je dat doen? De hemel kan op aarde aanbreken als overal vrede en gerechtigheid heerst, als alle volken zich tot Jeruzalem keren en ieder de Wet van Liefde aanhangt en in praktijk brengt. We hebben het al zo vaak in de Bijbel kunnen lezen. Op ons avontuur door de Bijbel aan de hand van het leesrooster van het Nederlands Bijbelgenootschap hebben we dat eigenlijk elke dag wel een keer gelezen. We kennen de helden uit het heden die vernedering en smaad uithielden omdat ze overtuigd waren de rechtvaardigheid van hun opvattingen. Het uithoudingsvermogen van iemand als Nelson Mandela zou uiteindelijk de afschaffing van Apartheid in Zuid Afrika mogelijk maken. Zijn idealen maakten zelfs een vreemdzame overgang mogelijk. Maar we hoeven niet zulke grote persoonlijkheden als hij te hebben. Matteüs heeft het over het “zout der aarde” Zout zie je niet in je eten, maar zonder smaakt het meeste eten flauw. Pas als er zout in zit krijgt het smaak. Met dat onzichtbare zout worden de volgelingen van Jezus van Nazareth vergeleken. Je ziet ze niet maar hoe meer er zijn hoe meer de samenleving op een hemel op aarde gaat lijken. Samen zijn de mensen van het zout een stad die op een berg ligt. Bedenk wel dat dit gesproken en geschreven is in Israel. De witte huizen in de tropenzon tegen een heuvel of een berg aan lijken zelf wel licht te geven. Je ogen kunnen er zeer van gaan doen. Zo schitterend hoort de gemeenschap van Christenen te zijn. Dat je ze niet ziet komt omdat je de ogen sluit. Ga maar eens naar de voedselbanken, loop eens mee met de diakenen, ga mee met gevangenisbezoekers, zoek eens een huiskamerproject voor jongeren, stap eens binnen in een Fair Tradewinkel. Goede kans dat je daar de gelovigen tegenkomt die bezig zijn voor de armsten in de samenleving te zorgen. Niet alleen onze eigen samenleving, maar die van de hele wereld. De vluchtelingen die onder het Generaal Pardon vielen zijn opgevangen door vrijwilligers die vaak uit de Kerken kwamen. De vreemdelingen die nu nog op straat worden gezet, hele gezinnen soms, die niet welkom zijn in ons land, maar ook niet naar een ander land kunnen, worden vaak opgevangen en geholpen door vrijwilligers uit de kerken. De Wet van Liefde, de Wet van eerlijk delen, van houden van je naaste als van jezelf wordt juist door die mensen onverkort gehandhaafd. Geen gezever over normen en waarden, over blote posters en net taalgebruik, maar de hand uitsteken naar mensen die een hand nodig hebben. Niet dat van “je kunt niet altijd voor iedereen klaar staan”, en daarmee mensen af houden van het geven hulp, maar dag en nacht hongeren en dorsten naar gerechtigheid en daaraan vasthouden. Daar gaat het in dit verhaal van Matteüs om.