Maar Hanna ging niet mee.

1 Samuel 1:21”“2:11

Dit begin van het verhaal over Samuël laat zich gemakkelijk lezen als het verhaal over de zielige Hanna die zo gepest werd omdat ze geen kinderen kreeg. Uit wanhoop beloofde ze haar kind dan maar af te staan aan het Heiligdom voor de God van Israël als ze maar dat kind kreeg en niet meer gepest zou worden. En jawel, binnen een jaar was dat kind er en natuurlijk verwachtte haar man dat ze direct mee zou gaan naar dat Heiligdom om dat kind af te staan. Gelukkig vond hij het goed dat ze het kind nog even een tijdje de borst zou geven voordat ze het kind waar ze zo naar had verlangd weer kwijt zou raken. Dat een tijdje de borst geven was in die dagen overigens een jaar of drie dus die Hanna kon toch nog een aardige tijd van haar jongen genieten. Elkana moest daarom bidden dat God haar zou helpen haar belofte te houden.
Maar het verhaal over Elkana, Hanna en Samuël gaat niet over een gelukkig gezinnetje uit de bergen van Efraïm, het gaat over de manier waarop de God van Israël met zijn volk omgaat en hoe dat volk er op reageert.

In het begin van dit boek werd ons Elkana voorgesteld. Als we nauwkeurig lezen dan leren we dat Elkana stamde uit de stam Levi. Die stam had geen eigen gebied gekregen in Israël. Uit die stam kwamen de helpers voor het Heiligdom van de God van Israël voort, de Levieten. Als Elkana met de hele familie naar dat Heiligdom reist dan lezen we daar van alles maar niks over de levieten. Elkana houdt wel de maaltijd zoals die in het boek Deuteronomium staat voorgeschreven, met de familie, de meiden en de knechten, de levieten en de armen en de vreemdelingen. De nadruk in dit verhaal ligt dan op de familie. Wie goed leest hoort van een strijd tussen twee kampen, het kamp van Pennina en het kamp van Hanna. Het kamp van Pennina legt de nadruk op de vruchtbaarheid, het aantal kinderen dat ze kreeg, de rijkdom die dat met zich meebracht. Het kamp van Hanna kent alleen dat Heiligdom en die God van Israël. Elkana kiest overigens voor Hanna.
Het kamp van Pennina lijkt heel erg veel op de afgodendienst waartoe Israël in haar geschiedenis zou worden verleid. Het verhaal van Hanna laat zich dan ook lezen als een verhaal over die strijd waarin de God van Israël als overwinnaar tevoorschijn zal komen.

De zoon die Hanna en Elkana krijgen wordt goed gevoed naar het Heiligdom gebracht. Daar knielt de Hogepriester neer voor die God, die zelfs geen beeld in zijn Heiligdom wilde, die de offers bestemde voor zijn priesters en ze wilde laten delen met de armen. Hanna heeft dan haar beroemde lied aan dat in echo’s klinkt in tal van de psalmen en opnieuw gezongen zal worden als de eerst onvruchtbare maar nu zwangere Elisabet haar zwangere nicht Maria ontmoet. We kennen het als de lofzang van Maria maar eigenlijk is het de lofzang van Elisabet. In dat lied worden voortdurend tegenstellingen gemaakt. Rijken zend hij ledig heen en armen laat hij verzadigd gaan, om er maar één te noemen. De boodschap van het lied is dat het helemaal niet gaat in het leven om die vruchtbaarheid, om steeds maar rijker en machtiger te worden. Machtiger dan de God van Israël lukt niks en niemand en alles wat je hebt krijg je van die God. Dat rusteloos zoeken naar rijkdom en macht heeft dan ook geen enkel nut. Voeg je in het spoor van die God en zorg voor de naaste als voor jezelf, deel van je hebt gekregen met hen die niets hebben, dan pas ben je rijk. Op die manier staat Samuël aan het begin van het Koninkrijk Israël en aan het begin van wat de dienst van Tempel in Jeruzalem zou worden. Maar zo gelezen kunnen wij ons ook bij die dienst aansluiten en de partij van Hanna kiezen, door onze naaste lief te gaan hebben als onszelf en met de armsten tot aan de einden der aarde te delen van de rijkdom die we kregen. Elke dag opnieuw, ook vandaag weer.

Plaats een reactie