Psalm 75
We beginnen het nieuwe jaar met het zingen van een loflied. God lof, er is weer een nieuw jaar. Het is een lied waarin we ons laten gezeggen door God zelf, het lijkt zelfs wel of God ons vandaag zelf toezingt. We wensen elkaar zo gemakkelijk een gelukkig nieuwjaar, het is tegenwoordig vaak versleten door een gedachtenloos uitgesproken “de beste wensen”. Deze Psalm herinnert ons er aan dat het beste ook in dit jaar komt van de God van Israël. Niet je eigen grote borst opzetten, niet je eigen trucjes om je concurenten te verslaan en de beste te worden in je vak, je straat, de baas in je gezin of je familie, de voortdurende winnaar in je sportwedstrijden maken dat je groot bent of nog groter wordt. Of je boven de middelmaat uitsteekt wordt bepaald door de God van Israël en wanneer je boven de middelmaat uitsteekt wordt ook bepaald door de God van Israël.
Al die zelfverheffing is volgens de Psalmist maar een bitter gebeuren. Het smaakt wel als wijn, het ziet er zo uit en het ruikt ook zo, maar het is bitter gekruid. Je bent het zelf die je groot maakt, de Prediker zou zeggen dat het lucht en leegte is en dus najagen van wind. Wie echt zal worden verheven, en dat zal ook dit komende jaar zo zijn, is de rechtvaardige. En we weten dat de rechtvaardige anderen tot hun recht zal laten komen. Niet zomaar anderen, idolen hebben we niet en zelfgemaakte grootheden lopen we niet na. Het zijn de mensen die niet groot zijn, de minsten, de zieken, de gehandicapten, de mensen langs de kant van de weg die door de gelovigen recht worden gedaan. Ze gaan in de gelovige gemeenschap weer meetellen. Daar valt de afkomst, het bezit, het geslacht weg als het gaat om onderscheid. Het enige onderscheid dat telt is het onderscheid tussen rechtvaardige en onrechtvaardige, tussen gelovige en ongelovige. Doe je mee in die bijzondere gemeenschap of leef je alleen voor jezelf?
Denk nu niet dat het alleen om individuen gaat, of dit achter voordeuren kan worden opgsloten. Ook in het nieuwe jaar zal het er om gaan om de samenleving zo in te richten dat iedereen weer meetelt. Dat de voedselbanken de mensen voldoende kunnen helpen maar ook dat we inkomen en welvaart zo gaan verdelen dat de voedselbanken overbodig worden. In het nieuwe jaar zullen we ook af moeten van de papierlozen. Mensen zijn niet illegaal, mensen zijn broeders en zusters en in elk geval broeders en zusters van de gelovigen hier in ons land. We zullen ook de moeilijkst te plaatsen papierlozen een plaats moeten geven waar ze weer mee kunnen tellen, waar ze weer een aandeel kunnen leveren aan de wereldsamenleving. De psalm van vandaag zingt dat het kan, dat het moet, maar ook dat het zal gebeuren. Aan ons of we ook in het nieuwe jaar mee willen blijven zingen voor de God van Israël. Dan is er veel heil en zegen in het nieuwe jaar, voor ieder van ons, elke dag weer.