Marcus 12:35-13:2
Als het uitgangspunt van je godsdienst is dat je je naaste lief moet hebben als jezelf, dat je dus in de eerste plaats oog moet hebben voor de armen in de samenleving, voor de weduwe en de wees stond er in de Hebreeuwse Bijbel die we tegenwoordig het Oude Testament noemen, wat zie je dan als je bij het centrum van je godsdienst bent? Zie je dan scherpslijperij waar je uren over kunt debateren? Jezus van Nazareth geeft er een voorbeeld van. Een echte theologische discussie waar gestudeerde dominees en pastoors van houden. Dikke boeken zijn er volgeschreven over vragen zoals Jezus van Nazareth hier formuleert. Soms wordt er over God, engelen, de hemel en het hiernamaals zo lang en breed gesproken dat het er op lijkt dat die discussies het belangrijkste zijn op geloofsgebied.
Mensen luisteren graag naar dat soort discussies, ze doen een beroep op hun denkvermogen en als hun voorgangers en leraars er logische en fraaie redeneringen over opzetten dan lijken ze belangrijker en hun luisteraars doen dan belangrijke dingen door naar ze te luisteren of door hun dikke boeken te lezen. Maar het heeft niks te maken met het houden van God en dus niks met het liefhebben van een naaste als jezelf. Integendeel, als je dat soort scherpslijpende voorgangers goed bekijkt zie je hun deftige zwarte en grijze pakken, hun smetteloos witte overhemden en zorgvuldig geknoopte stropdassen. Ze zijn lid van de plaatselijke Rotary clubs en zitten vooraan als er belangrijke diners worden georganiseerd of als belangrijke personen in het zonnetje moeten worden gezet. Het heet bij ons anders maar het is niet anders als in de dagen van Jezus van Nazareth. Dat verslinden van die huizen van de weduwen begrijpen we misschien niet direct. Maar als we de boeken van de profeten weer eens nalezen dan horen we weer de waarschuwing aan de rijken dat ze akker aan akker rijgen en de armen laten kreperen. In een stad als Jeruzalem waren weduwen extra afhankelijk van mensen die bereid waren hun een eigen plaats in de samenleving te geven. Zorgen dat ze ongestoord konden wonen was het eerste dat nodig was. Dus als er geen huur betaald kon worden, als de woning verkocht moest worden om te kunnen blijven eten, dan moet je de weduwe niet direct op straat zetten.
Die vrome keurige scherpslijpers met hun fraai geformuleerde lange gebeden wisten er wel raad mee. Er was toch werk genoeg? Iedereen kan toch werk vinden? Dat is toch een eigen verantwoordelijkheid? Je moet de armen toch niet belonen voor hun armoede? Het zijn de kreten die je ook vandaag de dag kunt horen als je je inzet voor de bestrijding van armoede, tegen woekerrente, voor het laten werken van mensen die lang uit het arbeidsproces zijn. Maar bijna ieder collectant voor een goed doel weet het. Als je collecteert in een “arme” buurt haal je meer op. Als het op delen aankomt zijn mensen met een laag inkomen meer bereid om te delen met wie het nodig heeft dan de rijken. Die houden de deur dicht en de knip op slot. En menig collectant die door stromende regen huis aan huis liep te collecteren voor een goed doel kan vertellen dat hij of zij in een eenvoudige woning werd binnengevraagd om een warm kop koffie te drinken. Jezus van Nazareth vraagt ons vandaag waar we bij willen horen, bij die mensen waar de mensen oog voor hebben omdat ze zich rijk en succesvol voordoen, of bij de mensen die oog hebben voor de armen voor de minsten. Die keus moeten we ook vandaag weer maken.