Job 38:1-15
We keren vanaf vandaag in het dagelijks leesrooster van het Nederlands Bijbelgenootschap weer een paar dagen terug naar de lezingen uit het boek Job. Het boek waarin de vraag wordt gesteld waarom ook goede, rechtvaardige, mensen soms moeten lijden en waarom succes niet verzekerd is voor gelovigen. De vrienden van Job hadden hem gezegd dat het lijden van Job zou worden veroorzaakt door fouten die hij had gemaakt en als straf van God moest worden gezien maar daar had Job zich fel tegen verzet. Een liefdevolle God is volgens Job ook bij zijn kinderen als ze lijden en dat lijden is geen straf van die liefdevolle God. De vrienden van Job waren uitgesproken. Dan neemt in het verhaal God zelf het woord, in een storm. De God van Job bedient zich van een storm. De oppergod van de inwoners van Babel, waarheen het volk van Israel in ballingschap zou worden heengevoerd, was zelf een stormgod, de storm als god. De God van Israel heerst over de storm. Dat beeld zullen we veel later ook van Jezus van Nazareth te zien krijgen. Angst is geen drijfveer voor geloof in de God van Israel. De natuurkrachten zijn ondoorgrondelijk voor een eenvoudig mens als Job. Daar kun je als mens niets uit afleiden. Daar kun je geen conclusies over God uit trekken. God kan gebruik maken van de storm maar valt niet samen met de storm. Het God kwalijk nemen dat de natuurkrachten slachtoffers maken heeft geen zin. Die natuurkrachten zijn niet door aanbidding of offers gunstig te stemmen en de God van Israel laat zich niet door mensen sturen. Hij vraagt alleen vertrouwen van mensen zoals we eerder Job hoorden antwoorden aan zijn vrienden. Die God vraagt het vertrouwen dat ook in het ergste lijden die God naast je blijft staan. Zo zijn er mensen die durven zeggen dat die God met zijn kinderen de gaskamers van Auswitz betrad en hen daar niet in de steek liet. Wel, de afwezigheid van die God bij de misdadigers van de Holocaust maakt hen tot goddelozen waar inderdaad geen sprankje licht bij te bekennen was en is. De vraag is dus nooit waarom God dat lijden veroorzaakt maar is altijd wat wij bereid zijn voor onze naasten te doen. Hebben wij oog voor de mensen die lijden, of zijn we alleen bezig met religieuze rituelen of zelfgroei. Het verbond dat deze God met mensen sloot was, dat dit de enige God voor hen moest zijn en dat dienst aan die God dienst aan de mensen zou moeten zijn. Of wij ons dus maar aan onze kant van het verbond willen houden.