Daniël 7:1-14
Op het eerste gezicht lezen we vandaag een uiterst vreemd verhaal. Over dieren, maar geen gewone dieren, verwoestende dieren soms, die uit allerleid delen bestaan. Gelukkig dat er boven staat dat het een droom is, een nachtmerrie hadden ze er beter neer kunnen zetten. Zulke dieren hebben we gelukkig nooit in het echt gezien en we hopen ze ook nooit tegen te hoeven komen. Dat zal dus ook wel meevallen. We zijn het er over het algemeen over eens dat die dieren voor geweldige wereldrijken staan. Want die Daniël was van een eenvoudige Joodse jongen opgeklommen tot een van de hoogste bestuurders van het Perzische wereldrijk, vandaar die Koning die in het begin staat. Hij was geen waarzegster met een kristallen bol, maar als hij zich concentreerde op de Wet van de God van Israël dan snapte hij vaak ineens waar het heen ging met de regering van een bepaalde koning. En hij had nogal wat koningen meegemaakt. De een nog wreder dan de andere.
Als je zo dicht op de macht zit en zo je leven in gevaar ziet komen door alle spelletjes die met de macht en rond de macht worden gespeeld dan is het geen wonder dat je er nachtmerries van krijgt. Maar de droom die we lezen heeft ook een positief element. Wie kent niet het beeld van God als een oude man met een witte baard die hoog in de hemel op een wolk zit. Dat beeld heeft niets met de God van Israël te maken maar als je droomt hoeven je droombeelden niet echt te zijn nietwaar. Nu was er een profeet geweest, Elia van wie werd gezegd dat hij met een vurige wagen van de aarde was weggenomen en bij God was. Van die vurige wagen droomde Daniël ook, daar zat een oude wijze op, die helemaal schoon was, dat betekent dat wit als sneeuw en haar als zuivere wol, daar was geen smetje aan. Neem dus maar aan dat het God zelf was. Iedereen diende hem want al die getallen die genoemd worden drukken alleen maar de ontelbaarheid van de aanbidders van de God van Israël uit.
Hebben nu de machtige rijken het voor het zeggen op de aarde? De een komt de ander gaat, soms verdwijnt er een helemaal en vind je die niet meer terug maar anderen worden kleiner en verliezen hun status van grootmacht. Zo droomt Daniël ook van de dieren. Maar dan, dan komt er een mens, een enkele mens, zomaar uit de lucht vallen, die krijgt alle macht in hemel en op aarde. Alle volken dienden die mens. Wie is nu weer wie in deze droom? Wie is deze mens? Mensn hebben lang geprobeerd aan de dieren uit de droom namen te geven van grote wereldrijken, Perzen, Meden, Grieken, Romeinen, nooit klopte het helemaal.
En die mens? Dat zou Cyrus geweest kunnen zijn, dacht men lang, die had immers bevel gegeven de Tempel in Jeruzalem te herbouwen. Na de verhalen over Jezus van Nazareth vulden zijn volgelingen hier diens naam in, hij had immers zelf gezegd alle macht in hemel en op aarde te hebben. Maar zou de God van Israël die macht eigenlijk niet gewoon gegeven hebben aan de meest gewone mens, de lijdende mens, slachtoffer en speelbal van die zogenaamd machtige wereldrijken? Voor die mens komt de God van Israël immers op? In die lijdende mens kunnen we natuurlijk Jezus van Nazareth herkennen die door de liefde van die God zelfs de dood overwon. Daarmee wordt deze nachtmerrie voor ons gewone mensen, speelballen van machtige rijken die met elkaar strijden om olie, aanzien en macht, een droom van hoop, uiteindelijk hebben wij de macht, als wij navolgers worden van die Jezus van Nazareth en dat kan elke dag weer opnieuw, ook vandaag.