Wij spreken ten overstaan van God

2 Korintiërs 12:14-21

Het is nogal wat wat er in de gemeente van Korinthe is gebeurd sinds Paulus is vertrokken. Paulus heeft anderhalf jaar in Korinthe gewerkt en met succes. Er was een bloeiende gemeente achtergelaten. Maar schijnapostelen hebben de macht gegrepen en Paulus zwak gemaakt. Paulus komt weer terug naar Korinthe, voor de derde keer zal hij daar zijn, maar hij staat doodsangsten uit. Laat je een bloeiende gemeente achter kom je straks terug in een gemeente vol tweespalt, jaloezie, woede, gekonkel, kwaadsprekerij, geroddel, arrogantie en wanorde. In een samenleving waar men volstrekt vreemd aankijkt tegen die nieuwe christelijke levensovertuiging en waarin alle doelen van die gemeenschap worden tegengesproken kan zo’n jonge gemeente gemakkelijk bezwijken aan hetgeen Paulus hier aanduidt als om bang voor te zijn.

De samenleving waarin de gemeente van Korinthe verkeert wijst de gelijkstelling van slaven en vrijen af, wijst de gelijkstelling van mannen en vrouwen af. Die samenleving staat raar te kijken als de rijken ineens gaan zorgen voor de armen. Die samenleving wordt zeer huiverig voor het idee dat mensen alles met elkaar zullen delen. Dat is wat Paulus de nieuwe gemeente had voorgehouden. Daar waren die mensen op af gekomen. Het bleek immers mogelijk de liefde voor de mensen zelfs door de dood heen vol te houden. Daarvoor was Jezus van Nazareth aan het kruis gehangen, maar had hij zich ook overgegeven terwijl hij het zwaard tot zijn verdediging had afgewezen. En aan het kruis had Jezus van Nazareth vergeving gevraagd voor hen die hem vervolgden, had hij zorg gehad voor zijn moeder en zelfs voor de misdadigers die met hem waren gekruisigd.

Als dat kan, dan kun je armen helpen, dan kun je samen met slaven een gemeenschap vormen, dan vervallen onderscheiden als tussen Joden en Grieken, dan kun je met vreemdelingen maaltijd houden. Maar kennelijk waren er schijnapostelen gekomen die de kruisdood van Jezus van Nazareth hadden gebagatelliseerd. Sommigen al in de dagen van Paulus zeiden van Jezus van Nazareth dat hij niet echt mens was maar alleen een god in de gedaante van een mens. Al die zaken die Jezus van Nazareth had gevraagd, neem je kruis op achter mij, dat kon je niet van mensen vragen en hoefde je dus niet te vragen. Anderen zeiden dat Jezus van Nazareth een mens was geweest en dat je alleen de geboden van Mozes moest volgen en wel naar de letter niet met het oog op andere mensen maar alleen met het oog op jezelf.

Paulus bleef wijzen op de belofte dat wij allen in de geest van God, de geest van Jezus van Nazareth hem kunnen navolgen in de liefde voor minsten en de zwaksten. Paulus wees er op dat je de Wet die Mozes had overgeleverd ook in je hart kon bewaren en van daaruit houden. Dat kon gevraagd worden van de gemeente in Korinthe en dat kan van ons gevraagd worden, elke dag ook vandaag weer.

Plaats een reactie