2 Korintiërs 5:11-21
Ook in het gedeelte dat we vandaag lezen begint Paulus met nog eens duidelijk te maken dat het niet gaat om zijn eer of grootheid, maar om de God van Israël. Dat wat God hem heeft heeft laten doen in de verkondiging van het Evangelie mag voldoende bewijs zijn voor het werk van God. Daar deel je in mee en daar mag je trots op zijn. Maar Paulus is niet anders dan iedere gelovige, ook hij moet, net als wij, ooit voor God verantwoording afleggen wat hij heeft gedaan. Daarmee knoopt hij aan bij de gedachte dat rechtvaardigen het leven zullen krijgen dat ze verdienen en de onrechtvaardigen de dood die ze over zich hebben afgeroepen. Het kan niet zo zijn dat slachtoffers van onrecht en geweld de dood vinden en de bedrijvers van onrecht en geweld er ongestraft mee wegkomen. Maar we moeten daarbij niet letten op wie er macht en aanzien krijgen, wie er rijk door worden of knap, of welgevoed. Dat zijn uiterlijkheden die er niet toe doen. En zelfs Paulus was kennelijk wel eens in extase, dan ben je niet aanspreekbaar, dat is dus voor God, want voor de mensen wil hij wel degelijk aanspreekbaar zijn en zijn extase is ook geen bewijs ergens voor. Het bewijs is de liefde van Christus, let wel er staat niet de liefde voor Christus. We leven dankzij Christus, we leven voor hen die ons leven nodig hebben, wij weten dat de dood de liefde niet meer ongedaan kan maken, zelfs de liefde niet meer tegen kan houden. Daarom kijken we naar de dood van Christus ook niet meer met de ogen van de wereld, voor Joden een ergernis en voor Grieken een dwaasheid, maar we kijken er naar met nieuwe ogen. We kijken er naar en zien wat de liefde er mee doet. We zien de Jezus van Nazareth die tot aan het kruis de liefde voor zijn naaste weet vol te houden en we weten dat dat kan en dat wij dat dus ook kunnen door hem. Dat is het nieuwe dat is gekomen, dat is het werk van God dat in ons kan plaatsvinden. Dat is ook werkelijke verzoening, dat het kwade ten goede is gekeerd, dat de liefde de boventoon voert en weer tussen mensen regeert. Dat mogen we mensen voorhouden. Willen ze tussen hen het kwade in stand houden of willen ze het goede tussen hen laten regeren. Dan hebben we geen scheiding meer op grond van geloof, dan hoeven we elkaar niet meer voor rotte vis uit te maken en met geweld ons gelijk te halen. Het lijkt er op dat Jezus van Nazareth door het kwade ten onder is gegaan, maar door zijn liefde vol te houden tot het eind, door de dood heen zelfs, is het voor ons allemaal mogelijk te worden onvoorwaardelijk de naaste lief te hebben als ons zelf. Elke dag mogen we daar weer opnieuw mee beginnen. Ook vandaag weer.