Blinden kunnen weer zien, verlamden weer lopen

Lucas 7:18-28
 
Het publieke optreden van Jezus van Nazareth was begonnen toen hij zich liet dopen door Johannes in het water van de Jordaan. Een volkomen ander leven zou beginnen. Een leven zoals het bedoeld was volgens het verhaal van de uittocht uit Egypte, de tocht door de woestijn en de ontdekking van de Wet midden in die woestijn. Daarom sprak Johannes aan de rand bij de rivier die liep tussen de woestijn en het beloofde land. Maar was die Jezus van Nazareth, die Jezus van de Bergrede nu de bevrijder die opnieuw de mensen naar een land overvloeiende van melk en honing zou brengen? Ooit had een profeet in het boek van de profeet Jesaja geschreven wat je dan te zien zou krijgen. We kunnen het nog nalezen in het negentwintigste hoofdstuk, in het zeventiende vers van dat hoofdstuk uit het boek van de profeet Jesaja. Daar staat precies hetzelfde als in het verhaal dat Lucas vandaag vertelt. Met die boodschap mogen de leerlingen van Johannes terug. Vertel hem wat je ziet. Als ze hem dat vertellen zal hij denken dat je uit het boek van de profeet Jesaja voorleest, daardoor zal hij weten dat de bevrijder gekomen is, dat je inderdaad mensen kunt oproepen een volkomen ander leven te gaan lijden. Een leven dat vol staat van liefde, dat alle mensen weer mee laat doen en een plek in de samenleving geeft. Dan zorg je dat blinden kunnen zien, verlamden weer kunnen lopen, dat melaatsen, onreinen, paria’s,  niet langer worden gemeden maar worden genezen, dat de doven weer kunnen horen, dat de armen hun plek aan tafel krijgen en geen honger meer hoeven lijden, dat mensen die voor dood zijn achtergelaten weer opstaan en mee mogen gaan in het leven. Ergerlijk is dat soms, dat idealisme, die mensen ook die steeds maar drammen op dat liefhebben en delen met elkaar, die steeds maar willen dat je de zwaksten en de armsten een nieuwe kans geeft, die drammen op eerlijke handelsverhoudingen en rechtvaardige inkomensverdelingen. Je kunt je ergeren aan mensen die het veroordelen dat de topinkomens weer vele malen meer zijn gestegen dan de gemiddelde lonen, aan mensen die er op wijzen dat er zelfs in ons rijke land honger wordt geleden. Maar de mensen die zich niet ergeren en zich laten overtuigen er iets aan te gaan doen zijn vele malen gelukkiger. Juist deze week is er een uitgelezen gelegenheid om het leven in ons land te veranderen, niet alleen van jezelf, maar vooral van de mensen die het zo hard nodig hebben.  Waarom staan die tollenaars eigenlijk in het gedeelte dat we vandaag aangereikt krijgen uit het dagelijks leesrooster van het Nederlands Bijbelgenootschap. Het antwoord is dat ze er staan om ons duidelijk te maken waarover dit Bijbelgedeelte gaat. Die tollenaars zijn een soort douaniers. Ze stonden niet alleen aan de grenzen van het land maar overal waar goederen in en uitgevoerd werden. Langs alle wegen en bij de toegangen van steden en dorpen. Ze werkten niet zoals de douniers van vandaag volgens de regels van de staat maar hadden het heffen van tol gepacht. En dan is de regel dat hoe meer je heft hoe meer je verdient. De armsten worden daarvan het eerst slachtoffer. Die tollenaars zijn we vandaag dus allemaal. Via onze democratische wetgeving bepalen we samen hoeveel tol, invoerrecht, er geheven wordt op goederen uit het buitenland. En ook daar geldt hoe meer invoerrecht, hoe hoger de tol, hoe meer we verdienen. Soms omdat we goederen heel graag willen hebben en het dus niet kan schelen hoeveel tol er betaald moet worden, maar veel vaker omdat de hoge tol de producten uit vreemde landen zo duur maakt dat we liever vergelijkbare producten kopen die hier gemaakt zijn. De armsten worden daarvan het eerst het slachtoffer. Daarom deze week een extra beroep onze stem te laten horen voor de armsten in de wereld en niet zozeer voor de rijksten in ons eigen land.

Plaats een reactie