1 Korintiërs 10:14-22
Delen dat doe je met de armen. Met de mensen die het nodig hebben. Delen doe je niet om er zelf beter van te worden. We hebben daarover eerder uit het boek Numeri de voorschriften gelezen. Een paar maal per jaar moesten de mensen van Israel naar de Heilige Tent, later de Tempel in Jeruzalem, om daar met de famillie, de slaven en slavinnen, of later de knechten en de meiden, met de vreemdelingen, de armen en de bedienaren van de Tempel een maaltijd te houden. Dat was het offer, en die maaltijd was een offermaaltijd. Het eten was aan God gewijd omdat het bestemd was voor het delen. Dat was het hart van de godsdienst. Dat delen was dus niet om een godheid gunstig te stemmen. Dat hebben we ook bij de lezing van het boek van Job geleerd. Die hield dit soort maaltijden zelfs als zijn kinderen een feest hadden gegeven omdat hij bang was dat ze door dat feest misschien wel vergeten waren het goede te delen met hen die het nodig hadden. De goedheid van een God hing er niet van af, je deed dit omdat het je godsdienst was. Bij de Heidenen met hun Tempels en Priesters was het offer juist wel bestemd om de godheid gunstig te stemmen. Om voorspoed en vruchtbaarheid te krijgen moest je voortdurend de goden tevreden houden. Onzin zegt Paulus, en bovendien kun je niet delen met mensen die het nodig hebben en tegelijkertijd een god gunstig stemmen. We kennen maar één God, we kennen maar één Heer en voor die ene God is alle godsdienst het delen met de armen en de zwakken. Tot in onze dagen is dat wennen. Zelfs in de Christelijke godsdienst sluipt de gedachte binnen dat je in een kerk moet proberen God gunstig te stemmen. In de Rooms-Katholieke Kerk hebben ze daar de voorsprekende heiligen voor bedacht, waar je een kaarsje voor opsteekt, die je aanroept om een wonder gedaan te krijgen. Paulus zegt hier eigenlijk dat ook die gewoonten niet passen in de godsdienst die hij verkondigt. Want uiteindelijk kunnen we onze God niet voor ons karretje spannen. Je naaste liefhebben als jezelf betekent dat je jezelf lief hebt maar nog niet dat anderen jou ook liefhebben. Nee, Jezus van Nazareth liet ons zien dat dat liefhebben van een ander zelfs door kan gaan als iedereen je in de steek laat, tot in de dood toe gaat dat door. Daarom is dat delen van dat brood delen van jezelf, ter herinnering aan het delen van zijn lichaam, daarom is dat delen het hart van onze godsdienst.
?