Psalm 119:57-64
57 HEER, mijn enig bezit, ik heb beloofd mij te houden aan uw woorden. 58 Met heel mijn hart zoek ik uw gunst, wees mij genadig zoals U hebt beloofd. 59 Ik heb nagedacht over de weg die ik ga en volg weer het spoor van uw richtlijnen, 60 ik haast mij, en aarzel niet mij te houden aan uw geboden. 61 Al zetten rondom mij zondaars hun strikken, uw wet vergeet ik niet. 62 Midden in de nacht sta ik op en loof U om uw rechtvaardige voorschriften. 63 Ik ben een vriend van allen die U vrezen en zich houden aan uw regels. 64 De aarde is vol van uw trouw, HEER, onderwijs mij in uw wetten. (NBV21)
Iedere keer als we in deze Psalm lezen over de Wet, over de Thora, of zoals hier over de richtlijnen, moeten we niet vergeten dat de Thora een Wet is die je in beweging zet. Dat de richtlijnen net ANWB borden voor het leven zijn. En dan niet voor iedereen individueel. Je kunt immers de hele wereld niet op je nek nemen en het gaat er om dat iedereen op de wereld mee kan gaan doen. Soms kun je zelf alleen maar één mens redden, zoals Jozef en Maria hun kind van de dood hadden gered door naar Egypte te vluchten. Maar als je met elkaar een gemeenschap vormt dan kun je veel meer aan. Kerken, gemeenschappen, maar ook organisaties voor internationale hulpverlening of verenigingen als Amnesty International kunnen je helpen vorm te geven aan het vervullen van de Thora. Zij kunnen echt iets betekenen voor het voeden van de hongerigen, het laven van de dorstigen, het kleden van de naakten, het bezoeken van de gevangenen, het bevrijden van de armen.
Uiteindelijk gaat het er om dat alle volken zich naar Jeruzalem keren. Dat alle wegen zich niet naar Rome laten leiden maar naar Jeruzalem. In Rome zat de wereldlijke Keizer die dacht dat hij macht had, daar zit nu de Paus die denkt dat hij het voor het zeggen heeft. Maar in Jeruzalem werd de Thora bewaard, de Wet van eerlijk delen. Dat is in onze dagen de stad waar alle geloven in de God van Abraham bij elkaar komen. Joden, Moslims en Christenen geloven elk op geheel eigen wijze dat ze met die God op weg zijn gegaan. Voor Joden, Moslims en Christenen geldt dat ze moeten delen met de armen. Voor Christenen geldt in elk geval dat ze voortdurend er op bedacht moeten zijn hoe hun daden uitwerken op de minsten, die moet je zeker niet te kort doen. Maar omdat het eigenlijk voor ons allen geldt kan de psalmdichter hier zingen dat hij een vriend is van allen die God vrezen, van allen die zich aan de Wet van de Liefde houden.
In de tijd dat deze Psalm werd geschreven waren er nog geen Christenen en waren er ook geen Moslims. Maar ook de Hebreeuwse Bijbel roept voortdurend alle volken op zich naar Jeruzalem te wenden en te leven naar die Wet, de Thora. Talrijk zijn dan ook de voorbeelden van vreemdelingen die een rol gingen meespelen in het verhaal van het volk Israël. Koning David, aan wie veel Psalmen worden toegeschreven, stamde af van Ruth, de Moabitische, een weduwe die volgens de wetten van Israël in bescherming werd genomen door een huwelijk met Boaz. Haar verhaal werd een eigen Bijbelboek, zij kwam later terecht in de stamboom van Jezus van Nazareth. Nu kunnen we zeggen dat we vrienden willen zijn met allen die zich willen houden aan de Wet van Liefde, Joden, Christenen en Moslims. Het is de God van Abraham die allen die Wet voorhoudt, zijn Thora heeft geschonken, een Wet die een weg biedt om te gaan voor iedereen.