Wij komen onze geloften na

Jeremia 44:20-30

20 Jeremia zei tegen de Judeeërs, de mannen en vrouwen die hem dit antwoord gaven: 21 ‘Jullie hebben wierook gebrand in de steden van Juda en de straten van Jeruzalem, net als jullie voorouders, jullie koningen, leiders en de rest van de bevolking – dachten jullie dat de HEER dat vergeten was? Dat het Hem onverschillig liet? 22 Nee, de HEER kon jullie kwalijke praktijken en gruwelijke daden niet langer verdragen, en daarom ligt jullie land nu in puin en is het een woestenij geworden waar niemand meer woont, en wordt de naam ervan als een vloek gebruikt. 23 Omdat jullie door wierook te branden tegen de HEER hebben gezondigd, Hem niet hebben gehoorzaamd en zijn voorschriften, wetten en bepalingen niet hebben nageleefd, daarom is dat onheil jullie overkomen.’ 24 En Jeremia vervolgde tegen de Judeeërs en hun vrouwen: ‘Luister naar de woorden van de HEER, Judeeërs in Egypte! 25 Dit zegt de HEER van de hemelse machten, de God van Israël: Jullie en je vrouwen hebben die geloften gedaan en zijn die ook nagekomen. Jullie zeggen: “Wij hebben de geloften afgelegd dat wij voor de koningin van de hemel wierook zouden branden en dat wij haar wijnoffers zouden brengen. Wij komen onze geloften na.” Dat moeten jullie vooral doen, kom je geloften maar na! 26 Maar, Judeeërs in Egypte, luister dan wel naar de woorden van de HEER. Ik zweer bij mijn grote naam, zegt de HEER, dat er nergens in Egypte nog Judeeërs zullen zijn die mijn naam uitspreken in de eed: “Zo waar God, de HEER, leeft.” 27 Ik ben op hun ondergang uit, niet op hun redding. Alle Judeeërs in Egypte zullen sterven door het zwaard en de honger, totdat Juda uitgestorven is. 28 Er zal maar een klein aantal aan het zwaard ontkomen en vanuit Egypte naar Juda terugkeren. Alles wat er nog van Juda is overgebleven en naar Egypte is uitgeweken, zal weten wiens woorden standhouden – die van Mij of die van hen. 29 Om jullie duidelijk te maken – spreekt de HEER – dat Ik jullie hier zal straffen, dat het onheil dat Ik jullie aankondig werkelijk komt, geef Ik jullie het volgende teken: 30 Dit zegt de HEER: Ik lever farao Chofra, de koning van Egypte, uit aan zijn vijanden, die hem naar het leven staan, zoals Ik koning Sedekia van Juda heb uitgeleverd aan koning Nebukadnessar van Babylonië, zijn vijand, die hem naar het leven stond.’ (NBV21)

Een grote mond lijkt mooi maar kan lelijk uitpakken. Jeremia maakt het zijn toehoorders gelijk duidelijk. Ze hadden wel verteld dat ze in Juda en Jeruzalem wierook gebrand hadden voor andere goden en dat ze die gewoonte in Egypte zouden volhouden maar ze moeten dan niet denken dat dat de God van Israël koud zal laten. Omdat ze meer vertrouwden op die andere goden lag het land en lag de stad en zelfs de Tempel in puin. Als je niet op de God van Israël vertrouwt moet je ook niks van die God verwachten. Andere goden zijn niks en kunnen niks. Dat blijkt voortdurend en voortdurend blijven mensen er op bouwen. Bij ons ook. De goden van winst en profijt zouden de problemen wel oplossen. De Markt dat was het heiligdom waar de redding te verkrijgen was. Door schade en schande hebben we moeten merken dat de marktwerking een veel en veel slechtere uitwerking heeft dan solidariteit en liefde.

Maar ja, er zijn beloften afgelegd. De vrouwen en mannen uit Juda hadden beloofd ook onder mindere omstandigheden wierook te blijven branden voor de goden en godinnen uit Kanaän. En belofte maakt schuld. Dat wij de marktwerking hebben opgezet met particuliere bedrijven die winst beloofd is maakt dat samenwerking in de gezondheidszorg belemmerd wordt. Dat een goed verdelingsbeleid van patiënten over huisartsen niet mogelijk is. Dat de invoer van nieuwe medicijnen wel heel erg ingewikkeld is geworden. De bureaucratie en regeldruk heeft in de gezondheidszorg ziekelijke vormen aangenomen. Ook het onderwijs en de politie gaan die kant op. We zullen een weg moeten vinden om de aanbidding van de goden van winst en profijt, de marktwerking, weer ongedaan te maken.

Voor de vluchtelingen uit Juda is het te laat. Hun keuze voor Egypte staat vast en dus staat ook hun ondergang vast. In het conflict tussen Egypte en Babel kozen ze de kant van Egypte en met Egypte zullen ze dus ten onder gaan. Egypte heeft in de Bijbel een bijzondere betekenis. Het is het land van de dood. De dodencultus die ook vandaag in Egypte in Pyramides, graven en musea is te zien wordt in de Bijbel uitermate scherp veroordeeld. De God van Israël is geen God van de doden zoals de Egyptische goden, maar een God van levenden. Die God van Israël is ook niet een god die maar de baas is over een stukje van de wereld, een land of een stad, maar is de baas over de hele wereld. Die wereld heeft hij zelfs geschapen. Jeremia heeft het over voorschriften en wetten en bepalingen. Moeilijk, moeilijk lijkt het. Maar dat alles kan worden samengevat in het “heb je naaste lief als jezelf” Dat gebod, voorschrift, wet en bepaling kan ook voor ons de redding zijn. Ieder van ons kan er elke dag mee beginnen.

Plaats een reactie