Filippenzen 4:1-9
1 Daarom, broeders en zusters, die ik liefheb en naar wie ik verlang, die mijn vreugde en erekrans zijn, blijf standvastig in de Heer. 2 Euodia en Syntyche, ik dring er bij u op aan eensgezind te zijn, want u bent één met de Heer. 3 En u, trouwe vriend, vraag ik hen te helpen. Ze hebben samen met mij voor het evangelie gestreden, evenals Clemens en mijn overige medewerkers, van wie de namen in het boek van het leven staan. 4 Laat de Heer uw vreugde blijven; ik zeg u nogmaals: wees altijd verheugd. 5 Laat iedereen u kennen als vriendelijke mensen. De Heer is nabij. 6 Wees over niets bezorgd, maar vraag God wat u nodig hebt en dank hem in al uw gebeden. 7 Dan zal de vrede van God, die alle verstand te boven gaat, uw hart en gedachten in Christus Jezus bewaren. 8 Ten slotte, broeders en zusters, schenk aandacht aan alles wat waar is, alles wat edel is, alles wat rechtvaardig is, alles wat zuiver is, alles wat lieflijk is, alles wat eervol is, kortom, aan alles wat deugdzaam is en lof verdient. 9 Doe alles wat ik u heb geleerd en overgedragen, wat ik u heb verteld en laten zien. Doe het, en de God van de vrede zal met u zijn. (NBV)
Eendracht maakt macht. Het is in onze geschiedenis een spreuk uit de ontstaansgeschiedenis van ons land. In de negentiende eeuw kwam de spreuk weer tevoorschijn toen de arbeiders ontdekten dat uitvoering geven aan de spreuk hun beweging een enorme kracht gaf. We lezen vandaag echter dat oorspronkelijk de spreuk gericht was aan de gemeente in Filippi. Je zou dus verwachten dat de kerken met alles wat in hen is de spreuk tot gelding zouden brengen. Nu is het nog te begrijpen dat als je in elkaar niet meer herkent tot één kerk te behoren dat de wegen uit elkaar gaan maar dat kerken zelf een interne verdeeldheid preken als horende bij de Bijbel is totaal onbegrijpelijk. De oproep tot eenheid wordt door Paulus gedaan aan twee vrouwelijke leidinggevenden van de gemeente.
En onderscheid maken tussen mannen en vrouwen in de kerkelijke gemeente is dus in flagrante strijd met de boodschap van de Bijbel, met name met het Nieuwe Testament. Daar waar dat onderscheid nog wordt gepraktiseerd en vrouwelijke ambtsdragers niet worden toegelaten is dus geen sprake van een Christelijke Kerk. We worden zelfs uitdrukkelijk opgeroepen om de vrouwelijke voorgangers te helpen. Ook zij strijden voor het Evangelie, de bevrijding van de armen, in de dagen van Paulus het opheffen van het onderscheid tussen slaven en vrijen, tussen Heidenen en Joden, tussen mannen en vrouwen. Paulus roept dit niet voor niets.
Een Christelijke gemeente moet nu eenmaal herkenbaar zijn en in zijn dagen was het verlies van dat onderscheid moeilijk genoeg uit te dragen. Maar uit het Oude Testament leerde de gemeente dat de God van Israël een God was die met je meetrok. Jezus van Nazareth had zelfs beloofd daar waar de gemeente bijeen kwam aanwezig te zijn. Daar mag je blij om zijn, dat geeft je kracht, zeker als jouw gemeente ook echt te herkennen is als een gemeente van God, aandacht schenkt aan alles wat waar is, alles wat edel is, alles wat rechtvaardig is, alles wat zuiver is, alles wat lieflijk is, alles wat eervol is. Breng gerust alles onder woorden wat daarvoor nodig is, vragen aan God noemt Paulus dat. Dat is het verbond dat God met de zijnen gesloten heeft, tot op de dag van vandaag mogen we daaruit leven, in vrede en in vreugde, maar vooral in eenheid met elkaar.