Kolossenzen 1:1-14
1 Van Paulus, door Gods wil apostel van Christus Jezus, en van onze broeder Timoteüs. 2 Aan de heiligen in Kolosse, gelovige broeders en zusters die één zijn in Christus. Genade zij u en vrede van God, onze Vader. 3 In al onze gebeden danken wij God, de Vader van onze Heer Jezus Christus, voor u, 4 want we hebben gehoord dat u in Christus Jezus gelooft en alle heiligen liefhebt, 5 omdat u hoopt op wat in de hemel voor u gereedligt. Daarover hebt u gehoord toen aan u de waarheid verkondigd werd en het evangelie 6 u bereikte. Overal in de wereld draagt het vrucht en groeit het, ook bij u, vanaf de dag dat u over Gods genade hoorde en de ware betekenis ervan begreep. 7 Onze geliefde medewerker Epafras, die zich als trouw dienaar van Christus voor u inzet, heeft u daarin onderwezen. 8 En hij heeft ons verteld over de liefde die de Geest in u opwekt. 9 Daarom bidden wij onophoudelijk voor u, vanaf de dag dat we dat gehoord hebben. We vragen dat u Gods wil ten volle mag leren kennen door de wijsheid en het inzicht die zijn Geest u schenkt. 10 Dan zult u leven zoals het past tegenover de Heer, hem volkomen welgevallig. U zult vrucht dragen door al het goede dat u doet, uw kennis van God zal groeien 11 en u zult door zijn luisterrijke macht de kracht ontvangen om alles vol te houden en alles te verdragen. 12 Breng dus met vreugde dank aan de Vader. Hij stelt u in staat om te delen in de erfenis die alle heiligen wacht in het licht. 13 Hij heeft ons gered uit de macht van de duisternis en ons overgebracht naar het rijk van zijn geliefde Zoon, 14 die ons de verlossing heeft gebracht, de vergeving van onze zonden. (NBV)
Vandaag beginnen we te lezen in de brief aan de gemeente van Kolosse. Dat was een klein stadje dat lag in wat nu Turkije is. De stad bestaat niet meer want ze is voorzover bekend verwoest door een aardbeving. Aardbevingen, ook zware, komen vaak voor in Turkije weten we tegenwoordig. Maar in de dagen van Paulus lag hier een klein stadje waar ook een kleine Christelijke gemeente was ontstaan. Die gemeente kwam bij elkaar in het huis van Filemon en was gesticht door een bekende van Paulus, Epafras. Paulus had nogal wat ophef veroorzaakt in de gemeente van Kolosse. Hij zat zelf gevangen in Efeze dat niet zo heel ver van Kolosse vandaag lag. Op een dag kwam daar een weggelopen slaaf bij hem op bezoek. Een weggelopen slaaf was zijn leven niet zeker. Om het weglopen te ontmoedigen moesten weggelopen slaven gedood worden. Paulus schreef echter een briefje aan Filemon waarin hij vroeg om de slaaf, Onesimus heette die, weer op te nemen en wel als broeder in Christus. Dit briefje aan Filemon staat ook in de Bijbel. Het kan niet anders of het verzoek van Paulus heeft grote opzien gebaard. In de Christelijke gemeente waren slaven en vrijen elkaars gelijken maar buiten die gemeenten zeer zeker niet.
Het bevrijden van alle slaven zou een ernstige aanslag op de economie van het Romeinse Rijk betekenen. Vrijlating van slaven gebeurde dan ook bij uitzondering en de vrijgelaten slaaf bleef dan ook heel vaak in dienst van de eigenaar die hem had vrijgelaten. Maar duidelijk is geworden dat Filemon zijn broeder Onesimus hartelijk heeft ontvangen. Dat betekende ook een briefwisseling met de gemeente in Kolosse. Nu nemen zeer veel Bijbelgeleerden op goede gronden aan dat Paulus deze brief niet helemaal zelf heeft geschreven uit de gevangenis. De brief wordt toegeschreven aan een nauwe medewerker van Paulus, de jonge Timoteüs. In de aanhef van de brief lijkt het er al op of Timoteüs de brief heeft meegeschreven en ongetwijfeld zal er nauw contact geweest zijn over de inhoud en de onderwerpen die in de brief ter sprake komen. De brief begint, zoals gebruikelijk, met een dankzegging over het goede dat er over Kolosse te melden valt. Dat je weggelopen slaven moet ontvangen en gewoon weer voor je laten werken, zelfs als je broeder behandelen, moest je in het Romeinse Rijk niet al te luid verkondigen.
Maar de brief dankt de gemeente wel dat ze zo goed begrepen heeft wat de genade van God betekent. Het betekende in dit geval dat je een slaaf als je gelijke behandelde. Zijn fouten vergeeft zoals je mag geloven dat de God van Israël jouw fouten vergeeft. Kennelijk heeft het idee van Paulus dat in de Christelijke gemeente Joden en Heidenen, mannen en vrouwen, slaven en vrijen gelijken zijn en als het ware samen één huis bewonen overal in het Romeinse Rijk ingang gevonden. Voor de Judeeërs soms een moeilijke zaak. Hun heilige boek werd elke week aan de Heidenen voorgelezen. Als dat verschil weg viel zonder dat die Heidenen de spijswetten hoeven te houden, zich hoefden te laten besnijden en ook nog het verschil tussen slaven en vrijen wegviel dan was de unieke positie van Judeeërs in gevaar. Wij moeten dat kunnen navoelen. In onze dagen wordt ons gevraagd om samen te leven met Moslims die zeggen in dezelfde God als Christenen en Joden te geloven. Dat is lastig, het tast de overheersing van de cultuur door het Christelijk erfgoed aan. Maar zoals de Christenen in Kolosse zullen ook wij de liefde voor de naaste voorop moeten zetten, elke dag opnieuw.