Lucas 9:28-43a
28 Ongeveer acht dagen nadat hij dit had gezegd ging hij met Petrus, Johannes en Jakobus de berg op om te bidden. 29 Terwijl hij aan het bidden was, veranderde de aanblik van zijn gezicht en werd zijn kleding stralend wit. 30 Opeens stonden er twee mannen met hem te praten: het waren Mozes en Elia, 31 die in hemelse luister verschenen waren. Ze spraken over het levenseinde dat hij in Jeruzalem zou moeten volbrengen. 32 Petrus en de beide anderen waren in een diepe slaap gevallen; toen ze wakker schoten, zagen ze de luister die Jezus omgaf en de twee mannen die bij hem stonden. 33 Toen de mannen zich van hem wilden verwijderen, zei Petrus tegen Jezus: ‘Meester, het is goed dat wij hier zijn, laten we drie tenten opslaan, een voor u, een voor Mozes en een voor Elia, ‘maar hij wist niet wat hij zei. 34 Terwijl hij nog aan het spreken was, kwam er een wolk aandrijven, die een schaduw over hen wierp; ze werden bang toen de wolk hen omhulde. 35 Er klonk een stem uit de wolk, die zei: ‘Dit is mijn Zoon, mijn uitverkorene, luister naar hem!’ 36 Toen de stem verstomd was, was Jezus weer alleen. Ze zwegen over het voorval en vertelden in die tijd aan niemand wat ze hadden gezien. 37 Toen ze de volgende dag de berg afdaalden, kwam een grote menigte Jezus tegemoet. 38 Opeens begon een man in de menigte luid te roepen: ‘Meester, ik smeek u, help mijn zoon, want hij is mijn enige kind. 39 Telkens weer neemt een geest bezit van hem, en dan begint hij opeens te schreeuwen en krijgt hij stuiptrekkingen en komt het schuim hem op de lippen te staan. En de geest wil hem pas loslaten wanneer hij hem bont en blauw heeft geslagen. 40 Ik heb uw leerlingen gesmeekt om hem uit te drijven, maar dat konden ze niet.’ 41 Jezus zei: ‘Wat zijn jullie toch een ongelovig en dwars volk, hoe lang moet ik bij jullie blijven en jullie nog verdragen? Breng uw zoon hier.’ 42 Terwijl de jongen naar hem toe liep, gooide de demon hem op de grond en liet hem stuiptrekken. Maar Jezus sprak de onreine geest op strenge toon toe, genas de jongen en gaf hem terug aan zijn vader. 43 Allen waren met stomheid geslagen vanwege de grootheid van God. (NBV)
In het Evangelie van Lucas staan de Tora en de Profeten centraal. En het is geen wonder dat Mozes en Elia hier verschijnen want van hen werd geschreven dat ze opgenomen in de hemel waren. Dat verteld het Evangelie van Lucas en de Handelingen later ook over Jezus van Nazareth. In het verhaal over de uittocht uit Egypte zoals je dat in het boek Genesis kunt lezen is het de wolk die overdag het volk beschermd, in de nacht is het een vuurkolom. Uit de wolk komt nu de stem die oproept naar Jezus te luisteren. Hij zal kennelijk de Tora en de Profeten nieuw leven inblazen. Voor ons lijken die Tora en die Profeten soms van wat minder belang. Die staan immers in wat wij noemen het Oude Testament en wij leven immers onder het Nieuwe Testament. Maar dat is toch een misvatting. Juist het Evangelie van Lucas benadrukt het belang van die Tora en de Profeten, trouwens ook van de Geschriften, met name de Psalmen worden genoemd. Zonder de Tora en de Profeten geen Jezus van Nazareth, ofwel zonder het Oude Testament kan het Nieuwe Testament helemaal niet bestaan.
Het gaat in het verhaal van Jezus van Nazareth om het vervullen van de Tora, de Tora zoals die door de Profeten steeds opnieuw aan het volk is voorgehouden. Het zijn de goddelijke richtlijnen voor de menselijke samenleving ontdekt in de Woestijn, de Wet van delen en van je naaste liefhebben als jezelf. Steeds als we lazen in de boeken van de Profeten, komen we steeds weer de Tora tegen als de maat waarmee de daden van het volk worden gemeten. Hoe wordt omgegaan met de zwakken, met de weduwen en de wees. Hoe gaan de rijken om met hun landgenoten die hun akkers zijn kwijtgeraakt, voegen zij akker aan akker samen of delen zij en weten ze de slaven te bevrijden en weer opnieuw een volwaardige plaats in hun samenleving te geven? Die bevrijding staat in het Evangelie van Lucas centraal. Maar een ongelovig en dwars volk zijn we vaak. Bang voor geesten en demonen, bang voor tegenwerking en mislukking, bang voor ons eigen hachje. Is er een jongen die genezing behoeft, kennelijk van een epileptische aandoening, staan we met onze handen in het haar en raken we in paniek in plaats van die jongen een eigen plaats in onze samenleving te geven.
Het kwade te negeren en het goede te doen, daar komt het ook voor ons op aan. Als God liefde is dan komt de grootheid van de liefde juist tot uiting in het liefhebben van mensen. Als je werkelijk van mensen houdt dan gebeuren er dingen die je niet voor mogelijk had gehouden. Dat betekent niet dat je altijd liefjes moet zijn. Jezus spreekt het kwade in dit verhaal streng toe, dat wat kwaad is moet worden bestreden. Daar kun je natuurlijk wel weerstand van ondervinden. Mensen die uit gemakzucht of gewinzucht het kwaad bedrijven, groot of klein, zullen dat niet snel opgeven. Daar waar God vraagt het goede te doen voor de minsten onder ons blijven wij een dwars volk, ongelovig in de mogelijkheden die mensen geboden zijn en bang voor de gevolgen. Jezus roept ons op het anders te gaan doen, voor de grootheid van God. Dat mogen we elke dag opnieuw proberen, ook vandaag weer.