Genesis 43:15-25
Waarom zouden de broers van Jozef nu bang zijn? Ze hadden een broer achtergelaten als onderpand. Ze hadden direct bij aankomst verteld over het geld dat ze de vorige keer in de zakken graan vonden. Ze hadden het geld dat ze teruggekregen hadden weer meegenomen, net als het geld waarvoor ze opnieuw graan wilden kopen, ze hadden geschenken meegenomen en hun jongste broer zoals was gevraagd. Wat maakte die broers nu zo bang? Ze moesten notabene door een Egyptenaar gewezen worden op de God van hun vader, die gaat immers met je mee, zelfs naar het dodenrijk van Egypte. Die God waren ze tot nu toe vergeten. Hoewel, de broer die ze door hun toedoen waren kwijtgeraakt waren ze natuurlijk niet vergeten. Ergens bleef die daad knagen. Daar zouden ze toch voor gestraft moeten worden. Soms wordt het verstoppen van het geld in de zakken graan al uitgelegd als straf van Jozef voor wat ze hem hadden aangedaan. Maar de hofmeester van Jozef spreekt dat hier tegen. Hij heeft de betaling voor dat graan in goede orde ontvangen, waar het geld vandaan komt dat zij hebben gevonden weet ook hij niet, het zal wel van hun God gekomen zijn. Een wondertje zogezegd. De broers zitten in een positie waar velen van ons in zitten. We willen het goede doen en niet dan het goede maar we sjouwen het kwade dat we ooit deden met ons mee. Iedereen doet wel eens iets waar men later spijt van heeft. Dat hoeft niet altijd even erg of even zwaar te zijn, zeker niet te vergelijken met wat de broers Jozef hadden aangedaan, maar het kan je evengoed benauwen. Het kan je je doen afvragen of het goede dat je wilt doen je niet tot een hypocriet maakt. Kijk mij eens goed doen, terwijl het niet goede dat je deed steeds door je achterhoofd speelt. De Bijbel heeft daar een oplossing voor, God vergeeft. En God vergeeft zelfs niet eens omdat we zo goed zijn, God vergeeft evengoed wel. Dat noemen ze in de Kerk genade. We hoeven het verkeerde waarvan we ons bewust zijn niet voor altijd met ons mee te sjouwen. We kunnen toegeven dat het verkeerd was en dat we het eigenlijk anders hadden moeten doen en nu anders willen gaan doen. Juist als we willen veranderen, bekeren heet dat, dan mag je weten dat je vergeven bent. Doorgaan met het verkeerde omdat God toch wel vergeeft is er dus niet bij. Dat vergeven van God bevrijdt je van de last iedere keer tegen fouten van het verleden op te lopen. Daarom hoeven we Duitsers niet eeuwig kwalijk te nemen wat ze in de tweede wereldoorlog hebben gedaan. Dat was toen heel erg verschrikkelijk verkeerd en dat blijft onvergeeflijk, maar nu het volk zo wezelijk anders doet zij het hen vergeven en kunnen we samenwerken. Zo is het tussen volken en zo is het tussen mensen en zo is het tussen God en elk van ons. Zo was het met de broers van Jozef, maar ze moesten dat langzaam maar zeker nog leren. Wij kunnen vandaag al opnieuw beginnen met het goede.