Genesis 42:29-38
Acht keer zullen de broers over Jozef spreken als over “die man”. Nooit komt het bij hen op dat de manier waarop zij worden behandeld hetzelfde is als waarop zij hem hebben behandeld. Afgezien van het feit dat ze nieuwe kansen krijgen en niet hoefden te betalen voor het eten dat ze hebben ontvangen. Maar angst blijft hun handelen bepalen. De angst die maakte dat ze zich hadden verzet tegen de spionage door Jozef voor zijn vader. De angst die maakte dat ze zijn mantel hadden ingesmeerd met het bloed van een geitenbokje en hun vader voor de gek hadden gehouden. De angst waarmee ze hun broer Simeon hadden achtergelaten in Egypte. Het is dan ook geen wonder dat vader Jacob onder geen voorwaarde zijn geliefde zoon Benjamin wil laten meereizen met deze groep mannen die door hun angst niet in staat zijn wie dan ook te beschermen. Want angst blijft een slechte raadgever. Angst maakt dat we de bezorgdheid niet zien die ouders kunnen hebben voor hun kinderen, die maakte dat Jacob zijn zoon Jozef er op uit stuurde om te kijken hoe het hun verging bij hun werk. Angst maakt ook dat we de goedheid niet zien als iemand ons iets geeft of ergens mee complimenteert. Vaak gaan we ten onrechte op zoek naar de verborgen bijbedoelingen en vergeten we werkelijk te genieten van hetgeen ons ongevraagd in de schoot geworden wordt. Angst maakt ook dat we niet zorgen voor mensen om ons heen die bedreigd worden. Voor vreemdelingen die gecriminaliseerd worden voor ze iets hebben kunnen doen. We zwijgen uit angst uitgemaakt te worden voor linkse goeddoeners. We zwijgen als we zien hoe jongeren, op zoek naar de grenzen van de samenleving, in staat blijken een hele buurt te terroriseren omdat iedereen bang is grenzen te trekken en te zeggen waar het op staat. We zwijgen als we bij de buren kinderen horen huilen die mishandeld worden omdat ouders niet geholpen worden hen op te voeden, bang als we zijn voor bemoeial uitgemaakt te worden. We zwijgen als we de vrouw zien die verlegen en schuw onder de blauwe plekken samen met ons boodschappen doet, bang als we zijn het geweld dat haar trof ook over ons af te roepen. De angst, die van die 10 sterke broers, herders en nomaden die de woestijn wisten te overleven, kleine mannetjes maakte, kennen ook wij in onze dagen. De broers leggen zich neer bij het oordeel van hun vader dat ze niet in staat zijn om elkaar en zijn jongste zoon Benjamin te beschermen. Ruben sputtert nog wel wat en biedt zijn eigen kinderen aan als onderpand, maar vergeet dat hij zelf zal moeten optreden. Onderpanden helpen niet meer, alleen onze eigen inzet kan de wereld veranderen, ook onze wereld, als we leren niet meer bang te zijn.