Genesis 37:1-11
Hier beginnen de verhalen over Jozef. Een aparte serie verhalen met een eigen betekenis. In de traditie van Israel spelen ze een grote rol. Jakob was teruggekomen uit Haran waar hij heel lang had gewoond bij zijn oom Laban en rijk was geworden. Hij had twee hoofdvrouwen, Lea en Rachel en twee bijvrouwen, Bilha en Zilpa. Deze vier vrouwen hadden hem uiteindelijk 12 zonen gegeven. Met alle dienaren die bij Jacob hoorde was het al met al een klein volkje dat zich in het land Kanaän gevestigd had. Een land waar de vader van Jacob, Izaak en de grootvader Abraham ook al hadden rondgezworven. Jozef is de lieveling van zijn vader, hij krijgt zelfs een koningsmantel van zijn vader, maar is het wel zo’n lieve jongen. Als bij een moderne ondernemer mag Jozef zijn loopbaan onderaan de ladder beginnen. Als herder bij de zonen van de slavinnen van zijn vader, de bijvrouwen die als slavin door de hoofdvrouwen ter beschikking waren gesteld. Jozef droomt zich al koning, maar handelt voorlopig als spion, alles wat ze doen brieft hij over aan zijn vader. En zijn koningsdromen vertelt hij ze luid en duidelijk. Zo duidelijk dat zijn vader er uiteindelijk tegenin gaat. Dromen dat je vader en moeder en al je broers en zusters voor jou buigen is mooi, maar dat soort dromen zijn bedrog. En zoals alle belangrijke gebeurtenissen uit het Jozefverhaal wordt ook de koningsdroom van Jozef twee maal verteld. Stof genoeg dus voor een drama en dat zal het worden ook. Nu weten we dat Jozef de onderkoning van Egypte zal worden. Maar dat weten we achteraf. En omdat we dat achteraf weten lijkt het gemakkelijk om te zeggen dat Jozef gelijk had om die dromen te dromen en daarover te vertellen, maar daar konden we ons wel eens in vergissen. Dromen dat je de beste bent, dat je vooruit komt in je leven, is goed. Maar iedereen moet onderaan de ladder beginnen en een heleboel hinderpalen overwinnen. Jacob weet dat als geen ander en het is Jacob die zijn zoon tegenspreekt als die wat al te voorbarig praat alsof zijn dromen al werkelijkheid zijn. Dromen is dus goed, in je dromen kun je oefenen in de rol die voor je weggelegd zou zijn. Maar elke rol begint met leren, van onderaf de ladder beklimmen. We zullen de komende tijd ongetwijfeld de ladder van Jozef meebeleven. We zullen zien hoe Jozef aan zijn dromen weet vast te houden. En dat mogen we ook van Jacob leren. Hij luistert naar zijn zoon, wijst hem op het verschil tussen droom en werkelijkheid, maar hij neemt zijn zoon de dromen niet af. Dat is dus iets wat we onze jeugd ook mogen gunnen. Dromen van een stralende toekomst. Jongeren die zulke dromen niet durven dromen zijn al jong verloren, misschien zijn dat wel de jongeren waar we zoveel last van hebben. Aan de ouderen om jongeren zulke dromen te geven, een veelkleurige mantel is soms genoeg, aan ouderen ook om het verschil tussen droom en werkelijkheid duidelijk te maken. Het is als in de dagen van Jacob.