1 Koningen 3:1-15
Als de grootste koning die het volk Israel heeft gekend wordt altijd koning David genoemd. Maar bij Koning David begint de eigenlijke geschiedenis van een koninkrijk Israel pas. Er was ook wel een koning Saul geweest maar dat was een koning zoals iedereen die al had gehad, die voor eigen roem oorlog voerde en zichzelf en zijn familie boven het volk stelde. Nee dan die David en zijn opvolgers, dat waren nog eens Koningen. Ze hebben al heel snel David en zijn eerste opvolger Salomo tot voorbeeld moeten stellen en ook aan David en Salomo was wel het een en ander mis, dat verzwijgt het verhaal ook niet. Maar David had zo’n machtig rijk nagelaten dat zijn opvolger Salomo al snel de schoonzoon werd van de machtigste koning van die tijd, de Farao van Egypte, daar kun je de geschiedenis mee ingaan nietwaar. Maar wat voor Koning wilde die Salomo nu eigenlijk zijn, ook een soort god zoals die koningen van Egypte? Hij deed dan wel zoals zijn vader deed, rechtspreken en zo, maar hij stelde zich net als de koningen van Egypte ook als priester op en ging plechtig offeren, wel duizend dieren. Maar is het dat? Plechtige riten uitvoeren, zo omvangrijk dat niemand het na kan doen en je dus wel de koning moet zijn om dat te kunnen? Dat was niet wat David gedaan had en dat was dus ook niet wat Salomo wilde. Waar Salomo de nadruk op wilde leggen in zijn koningschap was veel meer het recht spreken tussen de mensen dan de pracht en praal waarmee het koningschap gepaard gaat. Dat was de weg van zijn vader David, dat is de weg van God. Dat brengt overigens meer rijkdom en een langer leven. Recht doen aan alle mensen, daar draait het immers om. Die offers uit het begin van deze passage verbleken dan ook bij wat aan het eind van deze passage gaat gebeuren. Dan wordt er niet op de traditionele offerhoogten geofferd maar dan gaat de jonge koning Salomo heel uitdrukkelijk naar de ark van het Verbond. In die ark werden de stenen platen met de Wet van de Woestijn bewaard, de Wet van eerlijk delen, van heb je naaste lief als jezelf. In de oude Wetten stond dat je naar de plaats van Ark moest gaan en maaltijd moest houden met je familie, de tempeldienaars, de armen en de vreemdelingen in je midden. En dat is precies waar de lezing van vandaag mee besluit. Salomo gaat terug naar huis en nodigde al zijn hovelingen voor het feestmaal uit. Iedereen die in zijn huishouding werkzaam was zat bij de Koning aan tafel en bij de koning aan tafel zitten is een hele eer, dan ben je al bijna een gelijke van de koning, dan sta je tenminste op gelijke voet. Je ziet het de koningen van vandaag, de regeerders, de directeuren van fabrieken en bedrijven, van banken en grote multinationals nog niet doen. Maar zij hebben de wijsheid van Salomo dan ook nog niet.