Psalm 150
Dit is de laatste Psalm uit het boek van de Psalmen. Het is zeker niet het laatste lied dat in de Bijbel staat want het wemelt in de Bijbel van de liederen. Wij kennen niet al die liederen als lied want de grondtalen van de Bijbel staan soms zo ver van ons af dat het bijna niet te doen is om de poëzie van de Bijbel om te zetten in een poëzie die voor ons ook te zingen is. Het is daarom opmerkelijk dat dat met de poëzie uit het boek van de Psalmen wel het geval is. Er zijn verschillende vertalingen die op muziek zijn gezet waardoor je de Psalmen kunt zingen. Bekend is bijvoorbeeld de vertaling van de dichteres Ida Gerhardt en de theologe Marie van der Zeijde, maar ook de Psalmen uit de Naardense Bijbel zijn inmiddels op muziek gezet. In de Protestantse Kerk is het zogenaamde Geneefse Psalter bekend. Tijdens de reformatie in de zestiende eeuw vonden de predikanten in Geneve dat het volk moest kunnen zingen in de eredienst. De oproep uit deze Psalm 150 stond voor hen daarbij centraal. De leidende theoloog en hervormer uit die dagen Johannes Calvijn steunde hun streven en moedigde dichters en componisten aan om alle psalmen zo te bewerken dat ze voor het volk zingbaar werden in hun eigen taal. In Nederland werd dat voorbeeld gevolgd en uiteindelijk wonnen de psalmen die zingbaar waren op de melodieën uit Geneve het pleit in de kerken. Nog halverwege de vorige eeuw hebben dichters op verzoek van de kerken een nieuwe berijming gemaakt. Maar Psalm 150 beperkt zich niet tot zingen. Allerlei instrumenten worden ingeroepen om de lof van de Heer te bezingen. En de lof van de Heer kun je alleen maar bezingen als je gezorgd hebt dat iedereen daar aan mee kan doen, dat er niemand meer is die hongerig, naakt, ziek of gevangen langs de kant van de weg moet blijven zitten. Dan alleen kun je oproepen dat alles wat adem heeft de Heer moet loven. Dan pas kan het Halleluja klinken, het werkwoord dat de dienst aan God weergeeft en dus gaat over de dienst aan de minsten in onze samenleving. Maar zang en muziek zijn niet het enige om God te loven. Ook de dans moet er aan te pas komen. God loven doe je met alles wat in je is. Wat dat betreft kunnen onze Nederlandse kerken soms nog heel veel leren van de kerken uit de zogenaamde arme landen, daar zijn de christenen vaak heel wat rijker in hun lofuitingen dan in onze deftige rijke westerse kerken. Wie in de Bijlmer in Amsterdam wel eens een kerkdienst van vreemdelingen heeft meegemaakt zal onder de indruk gekomen zijn van zang, snarenspel en dans die onophoudelijk de lof van God uitdragen. Die lof wordt dan uitgedragen door mensen die in onze samenleving op het minimum moeten leven, uitgebuit en vervolgd worden, op alle manieren aan de kant worden gezet. Zij hebben maar één sterke bondgenoot, God, mogen wij leren dienaren van die God te worden.