1 Petrus 3:1-7
Ook hier weer een geweldige bron van misverstanden. Het gaat in elk geval niet om vrouwen van christelijke mannen zo blijkt uit de tekst. Maar het is een truuk om ongelovige mannen tot geloof te brengen zonder dat de vrouwen daar iets over hoeven te zeggen. Ook hier gaat het er om door het goede te doen onwetende dwazen de mond te snoeren, ja zelfs tot geloof te brengen. Het gaat hier dus om een strategie en niet om een gebod. Die strategie past in de cultuur waarin ook de brief werd geschreven. Het gaat om het goede te doen zonder angst en vrees. Daarmee alleen al maakt de briefschrijver vrouwen onafhankelijk van hun mannen. Het is hun beslissing hoe zich te gedragen. Als ze geloven in de boodschap van de bevrijding van de armen willen ze niets liever dan dat ook hun mannen daarin gaan geloven. Hoe meer mensen gaan houden van hun naaste als van zichzelf hoe beter. En om dat als echtpaar samen te kunnen doen is pas echt een vreugde die je in een relatie kan genieten. Daarom besluit dit gedeelte met een vermaning aan de mannen, de mannen die dus al wel geloven. Vrouwen hebben nu eenmaal in menige samenleving een zwakkere positie dan mannen. Dat was ongetwijfeld in de tijd van de briefschrijver ook zo. Dat mannen en vrouwen samen delen in wat genoemd wordt de genade van het nieuwe leven is dan ook een bijzondere opmerking. In dat nieuwe leven immers is het onderscheid tussen man en vrouw, tussen slaaf en vrije, tussen hoog en laag weggevallen. Daar gaat het er om de hand uit te steken naar de minste en die als broeder en zuster te behandelen en te doen behandelen door de rest van de samenleving. Als je daaraan werkt kun je daarom ook vragen. Als dus aan vrouwen het advies klinkt het gezag van de man te erkennen mag dat nooit als bewijs aangevoerd worden dat vrouwen en mannen andere posities in het huwelijk of in de samenleving behoren in te nemen. Samen delen ze in het nieuwe leven en samen moeten ze daar dus ook vorm aangeven. Mannen die verstandig omgaan met hun vrouw zorgen dat ze carrière kan maken als ze daar de capaciteit voor heeft, dat ze in de gemeenteraad, de provinciale staten of de Tweede Kamer gekozen kan worden als ze daar de capaciteit voor heeft. Mannen, die dat tegenhouden en vrouwen veroordelen tot het huishouden en zelf voor dat huishouden geen verantwoordelijkheid nemen, weigeren te delen met hun vrouw in het nieuwe leven waar deze brief over schrijft, handelen als de Heidenen uit de dagen dat de brief werd geschreven. Toen senatoren, Keizers en gouverneurs de machtigsten onder hen tot goden verhieven. Daardoor werden ze door de briefschrijver onwetende dwazen genoemd en zo mogen wij ook vandaag deze mannenbroeders aanspreken.