Jesaja 25:6-12
Heel langzaam begint voor de profeet het feest te dagen. Op de berg waar de Wet wordt bewaard is het voor alle volken goed toeven, uitgelezen gerechten en belegen wijnen, een feestmaal rijk aan merg en vet, met pure, rijpe wijnen. Een prachtig beeld je ziet het voor je. Het hoogtepunt is dan dat de dood voor altijd teniet wordt gedaan. Het is een beeld om over te juichen. Maar hoe zit het dan voor Moab? Dat volk wordt toch vertrapt staat er, zoals stro in mest wordt getreden? Het is dus niet voor alle volken, er zijn volken zoals Moab die niet mogen meedelen maar worden vertrapt. Moab was een volk uit de geschiedenis van het volk Israel. We nemen aan dat de profeet de vijand uit zijn tijd niet ongestraft kon noemen. Hij wees op een volk waarvan iedereen wist dat dat volk niet had willen delen met het volk Israel maar voortdurend bleef strijden tegen Israel, dat door de woestijn trekkend het land overvloeiende van melk en honing had bereikt. En daar ligt de sleutel tot dit verhaal. Moab was een volk dat niet wilde delen, dat die arme gevluchte slaven uit de woestijn eerder ging bevechten dan een plaats onder de volken te geven. Daarom werden zij vertrapt, want zulke volken zijn niet welkom aan de tafel van de Heer. Bij de Wet van eerlijk delen, van houden van elkaar als van jezelf, kun je niet aankomen met “eigen volk eerst”, niet met “ikke, ikke, ikke en de rest kan stikken”. Op de Berg waar die Wet wordt bewaard gaat het over jezelf weggeven, desnoods breken als brood wordt gebroken, je bloed vergieten zoals wijn wordt vergoten. Die maaltijd van delen met ieder zonder eerst aan jezelf te denken is het hart geworden van de godsdienst van Joden en Christenen. Daarom gingen de Joden op naar de Tempel waar de Wet werd bewaard om samen met de tempeldienaars, de priesters, familie en armen en de vreemdelingen maaltijd te houden. Daarom hielden Christenen op de eerste dag van de week een maaltijd waarbij iedereen welkom was en alle onderscheid, tussen mannen en vrouwen, slaven en vrijen, Joden en Heidenen, armen en rijken, was verdwenen. Van die maaltijd kun je in kerken zo af en toe nog een herinnering tegenkomen. Dat zomaar alle onderscheid tussen mensen is verdwenen kan heel pijnlijk zijn voor mensen die graag macht uitoefenen. Daarom is soms die maaltijd voorbehouden aan Priesters, of heel heilig gemaakt, alsof in die maaltijd God wordt opgegeten. Maar pas op dat je niet bij het volk van Moab gaat behoren. De maaltijd van God is voor alle volken, is de godsdienst bij uitstek. De maaltijd in de Kerk is de godsdienstoefening, elk van ons oefent in delen met de ander. Een oefening die je dag in dag uit in de praktijk mag brengen.