Jesaja 25:1-5
Wat de liefde tussen mensen toch allemaal tot stand kan brengen. Niet altijd is dat direct zichtbaar. Neem nu de vrede in Noord Ierland. Daar vormen voormalige terroristen nu samen een regering. Protestantse en Rooms Katholieke leiders die elkaar verdoemden gaan hand in hand het parlement binnen om daar te zorgen voor een vreedzame samenleving. Natuurlijk duurt het nog wel een hele tijd voor alle leed zal zijn geheeld, alle tranen zijn gedroogd en alle angst voor elkaar zal zijn verdwenen. Maar die eenvoudige huisvrouwen die jaren geleden de Nobelprijs voor de vrede kregen en al die mensen die onophoudelijk onverzoenlijke tegenstanders met elkaar in gesprek brachten hebben uiteindelijk resultaat gehad. In Nederland waren er zeer lang zeer veel gezinnen die jaar in jaar uit Katholieke en Protestantse kinderen in hun huis ontvingen en daar samen een vakantie mee vierden. Die kinderen vormen nu de basis van de nieuwe vreedzame samenleving die daar aan het ontstaan is. Wederzijds kunnen ze zeggen dat het bolwerk van de barbaren geen stad meer is, dat het geweldadige volk ook God zal eren, dat de stad van de wrede volken ontzag voor God zal tonen. In Noord Ierland lijkt dat allemaal waar te worden. Jesaja had het natuurlijk niet over Noord Ierland. Hij had het over zijn eigen stad, zijn eigen land. Daar waren de mensen weggevoerd. Daar had het geweld van grote machtige rijken alles verwoest. Maar Jesaja wist dat, als mensen het niet opgaven ook hun vijanden lief te hebben, als ze volhielden met elkaar te delen, als ze de ogen openhielden voor de zwaksten, als ze door bleven gaan de hongerigen te voeden en de naakten te kleden, dat dan zou de dag komen dat de ballingen uit hun gevangenschap terug zouden keren en het land in vrede hersteld kon worden. Sinds de profeet dat opschreef en het in het boek van de profeet Jesaja terecht is gekomen is het de hoop geworden van ontelbare onderdrukte volken. Nooit kan de hoop op bevrijding worden opgegeven. Jezus van Nazareth gaf zijn volgelingen de opdracht de armen bevrijding te gaan verkondigen toen de hele wereld zuchtte onder het wrede juk van de Romeinen. Het zal ons in beweging moeten zetten. Het is niet zo dat God buiten ons om de hongerigen voedt, de naakten kleed en de armen bevrijdt. God daagt ons uit en zet ons in beweging om juist dat te doen, om die weg te gaan. Als wij doof blijven voor het geschrei van de kindslaven, de gedwongen prostituee’s, de gewetensgevangenen, de slachtoffers van oorlog en geweld, hoe kunnen we dan denken dat een God in de hemel dat wel hoort. Meer als een schaduw die de hitte van zon tempert hoeven we immers niet zijn.