1 Samuel 19:1-24
Van God en alle mensen verlaten. Zo kun je je ook voelen als je heel alleen een veel te zware verantwoordelijkheid hebt te dragen. Zo zal het Saul ook vergaan zijn. Als hij besluit zijn rivaal David ter dood te laten brengen, zo doen machtige mannen immers, dan zijn het eerst zijn eigen kinderen die hem daarin tegenhouden en er van afbrengen. Jonathan, zijn oudste zoon, lokt hem mee naar het veld en weet hem daar te overtuigen van het belang van David voor Israël. Maar dat is niet genoeg. Als Saul David in diens eigen huis wil laten arresteren dan is daar de dochter van Saul Michal die een truc verzint om David de tijd te geven te vluchten. Wij kijken misschien even vreemd op van het beeld van de huisgod, maar we moeten niet vergeten dat ook Rachel, stammoeder van Israël, al de huisgoden van Laban had meegenomen toen ze met Jacob naar Israël trok. In die traditie staat ook Michal, de verbinding tussen het huis van Saul en dat van David.
David vlucht naar Samuël. Rond Samuël had zich een hele gemeenschap van profeten gevormd die samen een soort commune, of een soort klooster, moeten hebben gevormd. Bij Oosterse godsdiensten hoort dan ook dat je samen in trance raakt. Pas bij Paulus vinden we waarschuwingen tegen het overmatig zo in trance raken dat niemand meer begrijpt wat er wordt gezegd en gedaan. Maar ook Samuël laat Saul in de steek. Als Saul soldaten naar Rama, waar Samuël woont stuurt dan raken die net zo goed in trance als de profeten rond Samuël. Telkens weer mislukt daardoor de arrestatie. Zelfs als Saul ten einde raad zelf maar naar Rama trekt raakt hij onderweg al in vervoering en kronkelt naakt en tierend voor Samuël op de grond, een hele dag en een hele nacht. Opnieuw klinkt het nieuwe spreekwoord dat zich bij overdreven godsdienstigheid afvraagt of ook Saul al bij de profeten hoort.
De overdreven godsdienstigheid zegt dus niks over het al of niet dienen van de God van Israël. Je kunt nog zo mooi zingen en zo heftig met je armen zwaaien, ja zelfs dansen en springen, het zegt helemaal niets over je geloof in de God van Israël of in zijn zoon Jezus van Nazareth. Die overdreven godsdienstigheid wordt veel later door Jezus zelfs afgewezen. “Niet wie zegt “Here, Here” maar wie doet de wil van mijn Vader” houdt hij zijn leerlingen voor. En de wil van God is dat we hem liefhebben boven alles door de naaste lief te hebben als onszelf. Dat gold al voor Saul en dat is voor ons nog steeds zo. Jaloezie, angst voor de dood, eer en glorie, rijkdom en macht, ze moeten ons niet deren en zeker niet ons handelen bepalen. Alleen de zorg voor de zwaksten, zoals David zijn leven inzette voor zijn schapen, moet ons handelen bepalen. Onrecht begaan aan een ander is ook onrecht begaan aan onszelf. Zo moeten we onze overheid aanspreken, zo moeten we zelf handelen. Gelukkig dat we er elke dag weer opnieuw mee mogen beginnen. Ook vandaag weer.