1 Samuel 9:1-25
Hoe komt je aan een Koning? Je kunt niet zomaar de eerste de beste nemen en je moet al helemaal uitkijken als mensen zichzelf opwerpen als de beste. In onze eigen vaderlandse geschiedenis heeft het tot 1811 geduurd voordat we een Oranje tot koning durfde kronen en dat gebeurde alleen nog omdat de verenigde vorstenhuizen na de overwinning op Napoleon vonden dat we beter af zouden zijn met een Koningshuis. Willem de Zwijger, de vader des vaderlands genoemd, ging niet zo ver. Hij keek wel uit. Hij zocht geschikte koningen in het buitenland, maar vond die niet. Samuël vond wel een geschikte kandidaat voor zijn volk, maar Samuël had dan ook de hulp van de God van Israël. Die God kijkt gewoonlijk al helemaal niet naar de eerste of de beste. Die God kijkt naar de kleinste, de minste. Een psalmdichter schreef eens dat de steen die door bouwlieden weggeworpen was tot hoeksteen was gemaakt door die God. Zo organiseert die God de wereld.
Dat blijkt uit het mooie verhaal dat we vandaag lezen uit het eerste boek Samuël. De mooie Saul, hij stak met kop en schouders boven iedereen uit, gaat op zoek naar een kudde ezelinnen. Lopend, met alleen een knecht. Dat is dus niet een koningskandidaat die met paarden en wagens op zoek gaat naar nog meer rijkdom, nee hij zoekt naar hetgeen verloren is. Zo ziet de Bijbel dat graag in haar verhalen. Bovendien heeft die Saul zijn naam mee. Saul betekent “gevraagde” en het volk had immers gevraagd om een Koning. Maar een koning mag dan bescheiden zijn hij moet wel representatief zijn en niet bang uitgevallen voor deftige gezelschappen. Het komt daarom mooi uit dat er een offerfeest is, met een maaltijd waarbij de upper ten, het zijn er dertig, van de stad van Samuël aanwezig zijn. Offers zijn in de Bijbel gelegenheden om te delen, om maaltijd te houden. Er was zelfs een mooi stuk vlees achtergehouden voor Saul.
Wat Samuël op het dak van zijn huis met Saul heeft besproken vermeld de historie niet, het was immers vertrouwelijk. Of Samuël Saul heeft ingelicht over zijn bestemming als Koning is maar de vraag. Maar een afstammeling van de kleinste stam, afstammelingen van de jongste zoon van Jacob, lid van de kleinste familie van die stam zou de koning moeten worden van Israël. Volgens het slot van het boek Rechters stond die stam ook nog niet eens zo goed bekend onder de stammen van Israël. Maar het werd tijd om de stammen tot een volk om te smeden. Verdeeldheid in een volk is altijd slecht, ook in onze dagen nog. Daarom moeten ook wij bij het kiezen van onze bestuurders niet zomaar de beste sprekers, de mooist gesneden pakken, de hardste schreeuwers kiezen, maar dat letten op de minsten voor ogen houden. Wie stelt nu iets voor dat vrede brengt in de samenleving en let op de mensen die het minste inkomen hebben, de minste kansen in het leven, de hongerigen, de invaliden, de slachtoffers van geweld. En dat opletten moet niet alleen als er weer eens verkiezingen aan komen maar dat moet elke dag. Wie houdt van de naaste als van zichzelf komt dan vanzelf de juiste mensen tegen, net als Samuël deed.