1 Korintiërs 11:17-34
Het hart van het Christelijk geloof is te leren uit wat wij noemen de Maaltijd des Heren. Tegenwoordig een symbolische maaltijd met een stukje brood en een slokje wijn, maar die maaltijd is als een echte maaltijd begonnen. Vandaag lezen we hoe dat toeging in de Christelijke gemeente in Korinthe. Dat ging dus niet goed. Zoals ze het daar deden leidde dat eerder af van het Christelijk geloof dan dat het iets bijdroeg aan de komst van het Koninkrijk van God. Nu was het ook niet eenvoudig. De gemeente in Korinthe bestond uit mensen van allerlei slag, rijken en armen, Joden en Heidenen, mannen en vrouwen, slaven en vrijen en die Heidenen konden overal uit de Romeinse wereld vandaan komen. Met zo’n vreselijk gemengd gezelschap ga je niet gemakkelijk wekelijks aan tafel. Dat doen wij in onze dagen ook niet. We zoeken liever gelijkgestemden of mensen met dezelfde achtergrond op. Dat is nu net het soort partijvorming dat Paulus hier zo fel veroordeeld. Het gaat om het delen met elkaar en niet om de gezelligheid.
Paulus schetst nog eens waar die maaltijd en waar het belang van die maaltijd vandaan komen. Het was de herinnering aan de dood van Jezus van Nazareth. Op de avond voor hij werd gevangen genomen vierde men het feest van de bevrijding uit Egypte. Daar hadden de Joden bloed van een lam aan de deur gesmeerd en daardoor had de eerstgeborene in hun huis niet hoeven sterven. De Egyptenaren hadden ze uit woede het land uitgesmeten. Dat je dus door af te zien van geweld vrijheid kunt krijgen in plaats van door geweld te gebruiken was een fundamentele ontdekking in het leven van Israël. Die herinnering gebruikte Jezus van Nazareth om ook de geweldloze bevrijding van de Romeinse bezetting te krijgen. Zijn brood werd gebroken en gedeeld alsof het zijn lichaam was, de wijn in de beker werd gedeeld alsof het zijn bloed was. Zo moest het, alles delen van wat je hebt, met elkaar. Daar kon uiteindelijk geen Romeinse bezettingsmacht tegen op. Daardoor werd ook niet zijn beweging vernietigd maar alleen werd hijzelf gekruisigd. En ook aan het kruis hield hij die liefde voor de mensen vol, hij bad zelfs voor hen die hem vervolgden.
Daarom wordt Paulus ook zo kwaad als de gemeente in Korinthe zo achteloos met die maaltijd om gaat. Ze zouden juist moeten laten zien dat samen maaltijd houden met rijken en armen, Joden en Heidenen, mannen en vrouwen, slaven en vrijen, jongen en ouden, van de gemeente van Christus een nieuw soort gemeenschap kon maken. Het was niet zomaar brood wat ze aten, om de honger te stillen, of wijn die ze dronken, om dronken te worden of dorst te lessen. Ze aten en dronken om te delen met elkaar, om gelijken te worden en door gelijken te worden van elkaar draaiden ze de bestaande samenleving om. Daar telde een leven niet, daar telde alleen de macht van de Keizer verder telde er niemand mee. In de Christelijke gemeente telde iedereen mee, was iedereen belangrijk, kwam iedereen tot zijn of haar recht. Als je zo niet eet en drinkt met elkaar in de Christelijke gemeenschap ben je niet meer dan een heidense gemeenschap. Wat Paulus ons vandaag vertelt hoort ook nu nog door te klinken. De maaltijd met dat kleine stukje brood en dat slokje wijn is niet veranderd in het vlees en bloed van Jezus van Nazareth, maar wijst ons op de Geest waarin wij samen moeten delen tot onszelf toe, met iedereen, elke dag, ook vandaag weer.