Spreuken 31:1-9
Vandaag slaan we een nieuw hoofdstuk uit het boek Spreuken open. Een verzameling Spreuken die blijkens het opschrift zijn opgeschreven door een koning Lemuël maar die hem gegeven waren door zijn moeder. Lemuël was de koning van Massa. Wie die koning Lemuël geweest is weten we niet echt. We weten zelfs niet precies waar dat land Massa gelegen heeft of welk volk daarmee werd bedoeld. Wat wel duidelijk wordt is dat die moeder van Lemuël een Jodin geweest moet zijn of tenminste in de godsdienst van de God van Israël moet zijn grootgebracht. Ze brengt de wijsheid van Israël behoorlijk goed onder woorden en de verzameling van haar Spreuken is niet voor niets in de Bijbel opgenomen. Haar naam is verdwenen, het volk en de koning waar ze ging bijhoren zijn ons onbekend, maar haar Wijsheid mag met hoofdletters geschreven worden. Wie denkt dat de natuurlijke positie van de vrouw een zwijgende is en dat het spreken aan mannen overgelaten moet worden heeft de boodschap van de Bijbel dus niet goed begrepen. Koning Lemuël was zo wijs om de Spreuken van zijn moeder op te schrijven, zodat wij er ook nu nog lering uit kunnen trekken.
De verzameling Spreuken van Lemuël zal ergens in de tijd rond de ballingschap aan het boek Spreuken zijn toegevoegd. De spreuken van het gedeelte dat we vandaag lezen zijn namelijk niet alleen in het Hebreeuws geschreven maar er komen ook allerlei woorden in voor die in het Aramees geschreven zijn. Dat Aramees was de rijkstaal van de Perzen en werd uiteindelijk ook gesproken door de volken die onder de heerschappij van de Perzen vielen, zeg maar de hele wereld verstond Aramees. Dat was zelfs nog zo toen de Romeinen de heerschappij over de wereld hadden overgenomen. In de dagen van Jezus van Nazareth werd er in Jeruzalem gewoonlijk Aramees gesproken, al was het Grieks toen de internationale voertaal geworden. De spreuken die Lemuël van zijn moeder meekreeg, die beginnen met drie maal te benadrukken dat hij de zoon en zij de moeder is, bevatten ook kritiek op wat in Israël populair geworden was.
Van David en Salomo werd verteld dat ze meerdere vrouwen hadden. Salomo zou er wel duizend hebben gehad staat er geschreven. De moeder van Lemuël raad haar zoon aan daar van af te zien. Van een passie voor vrouwen wordt je maar lui en zwak. Een kanttekening bij het koningschap van met name Salomo die ook elders in de Bijbel voorkomt, al die vreemde vrouwen zouden ook maar tot afgoderij kunnen leiden, ze namen allemaal hun eigen goden mee en voor je het weet doe je iemand een plezier door die vreemde goden te aanbidden. Een rijke koning heeft ook toegang tot het beste eten en drinken van het land. Maar het drinken van wijn moet een echte koning slechts met mate doen. Dronkenschap sluit immers de redelijkheid uit. In onze dagen klagen we over uitgaansgeweld door overmatig alcohol gebruik en over verkeersdoden door dronken automobilisten. Een Koning zal nuchter en wijs recht moeten doen en vooral de armen tot hun recht moeten laten komen staat hier. En aangezien we volgens Paulus een volk van Koningen en Priesters zijn gelden die vermaningen ook ons. Elke dag opnieuw mogen we weer op weg om anderen tot hun recht te laten komen, ook vandaag weer.