Openbaring 13:1-10
Het kwaad doet zich voor in allerlei gedaanten. Ook in onze dagen kennen we dat. De herinnering aan het Nazirijk met haar gaskamers en haat tegen alles wat Joods was leeft nog voort. Maar in dezelfde tijd leefde ook de dictatuur van de zich communist noemdende Stalin met zijn werkkampen waar de dood heerste. En in onze dagen is de dictator van Libië nog nauwelijks verdreven of ons worden de misdaden van de dictator van Syrië onthuld. Dat terwijl het proces over de onderdrukkers van Cambodja, met de beruchte killing fields, nog nauwelijks achter de rug is. Daniël beschreef de onderdrukkers van zijn tijd als vier dieren die uit de zee opkwamen. De leeuw, de beer, de panter en het dier met de tien horens. Johannes voegt de dieren samen tot één dier, het Romijnse Rijk, dat de ene zogenaamd goddelijke keizer laat opvolgen door de andere.
Na de zelfmoord van Keizer Nero verkeerde het Romeinse Rijk een korte tijd in verwarring. Er kwamen een aantal keizers die als tussenkeizer regeerden tot Keizer Vespasianus aantrad die het Keizerrijk een dynastie bezorgde en het keizerschap weer een goddelijk aanzien gaf. De kop met de dodelijke verwonding had zich hersteld schrijft Johannes dan. De zee waaruit het beest of de beesten waren voortgekomen was het dodenrijk, de zee was in de Joodse beleving altijd al het symbool van de dood, in heel de Hebreeuwse Bijbel kun je daar de voorbeelden van terugvinden. Met Keizer Vespasianus breekt er ook een tijdperk van vrede aan in het Romeinse Rijk en de mensen aanbaden met graagte deze Keizer en zijn opvolgers om maar rust te blijven houden. Alleen die halstarrige Christenen deden er niet aan mee.
Johannes spreekt die halstarrige Christenen moed in. Het maakt niet uit wat je overkomt, je hoeft het niet te zoeken wat sommigen doen, als je wat overkomt dan was dat al voor je weggelegd. Waar het op aan komt is niet dat je martelaar wordt voor het geloof in die nieuwe wereld van Jezus van Nazareth maar dat je standvastig blijft en trouw aan de idealen die dat nieuwe rijk met zich mee heeft gebracht. En aangezien alle gelovigen heiligen zijn hoeft er niemand meer heilig verklaard te worden laat staan dat iemand een ander mens zou moeten aanbidden. Het blijft duidelijk dat de richtingwijzers van de God van Israël gevolgd moeten worden, heb je naaste lief als jezelf, niemand is beter of belangrijker dan een ander, aan de samenleving moet iedereen kunnen meedoen en het verschil tussen Jood en Heiden, arme en rijke, man en vrouw, homo en hetero, allochtoon en autochtoon is weggevallen. Dat gelovigen aan die samenleving bespot en vernederd worden neemt niet weg dat we er elke dag opnieuw voor mogen kiezen, ook vandaag weer.