Spreuken 24:13-22
Het boek Spreuken kent bij uitstek een aantal treffende uitspraken die je bij blijven. Een groot aantal er van zijn dan ook als spreekwoorden in onze taal terechtgekomen en zo vaak gebruikt dat ze versleten zijn en niemand meer de echte betekenis er van kent. Dat is ook zo met de uitspraken over zoete honing. De Planteneters onder ons zullen direct de uitspraak beamen maar het gaat er hier niet om dat de Bijbel het vegetarisme of het veganisme bevorderen wil maar het boek Spreuken wil graag wijzen op het paradijselijke van het land dat overvloeit van melk en honing. Die honing is dan de wijsheid van de inwoners van dat land, een wijsheid die begint met het volgen van de richtlijnen van de God van Israël. Richtlijnen die zich laten samenvatten in het heb uw naaste lief als uzelf. Met die wijsheid krijg je toekomst, met die wijsheid heb je hoop op een goed leven voor iedereen.
Het volgen van die richtlijn betekent dat je rechtvaardig wordt. Je laat iedereen tot zijn of haar recht komen. Je verkracht het recht niet om je eigen principes, opvattingen of belangen te rechtvaardigen. Verkrachting is een groot onrecht en tegen dat onrecht komt de Bijbel op. Het spreukenboek wemelt dan ook van de waarschuwingen aan de goddelozen. Die zullen de woningen van de rechtvaardigen wel even verwoesten, maar rechtvaardigen veren weer op, zij hebben immers de hoop die de wijsheid geeft, aan de goddeloosheid zal eens een einde komen. Goddelozen hebben die hoop niet, voor hen is en blijft de wereld een slagveld en wie verliest blijft een verliezer. Zo ligt het niet voor de rechtvaardige, als je mensen tot hun recht laat komen kunnen ze met opgeheven hoofd weer verder. De wereld is voor hen geen slagveld maar een plaats van liefde en gerechtigheid, een land dat overvloeit van melk en honing.
Daarom verheugen we ons ook niet over de val van een vijand, het is en blijft een mens, een broeder of zuster van ons allen en als het met broeders en zusters niet goed afloopt is dat altijd te betreuren. Er is een Joods verhaal dat vertelt dat God in de hemel het gejubel van engelen onderbrak toen het leger van de Farao verdronk in de Schelfzee. Het leger had beter moeten weten en hun dood was te betreuren. Kwaadaardige mensen en goddelozen zijn dan ook niet te benijden. Ze moeten dag en nacht bewaakt worden tegen het kwaad dat ze zelf oproepen. Een toekomst hebben ze niet want uiteindelijk zal iedereen zich van hen afwenden. Daarom klinkt de oproep om ontzag te hebben voor de God van Israël, feitelijk de enige koning die erkenning verdient, want de God van Israël blijft rechtvaardig en trouw aan zijn liefde. De oproep de naaste lief te hebben en mensen tot hun recht te laten komen komt van die God. Wij mogen dankbaar zijn iedere morgen weer aan die roep gevolg te kunnen geven, ook vandaag weer.