Johannes 3:14-21
Â
De meest misbruikte tekst uit de Bijbel is wel die zin uit dit hoofdstuk dat God de wereld zo lief heeft gehad dat hij zijn enige zoon heeft gegeven opdat wie gelooft niet verloren gaat maar eeuwig leeft. Als je deze tekst uit de contekst van het verhaal haalt lijkt het of het gaat tussen de individuele gelovige en God, maar dat staat er niet. Het verhaal begint met een verwijzing naar een verhaal uit de woestijnreis van het volk Israel. Ze waren in een leger slangen terecht gekomen en moesten daar doorheen. Mozes maakte toen een koperen staaf met hoog daarbovenop een slang. Ieder die het oog op de slang gericht hield liep zo rechtop dat het volk door het leger slangen heenkwam, zo werd het volk gered. Zo gaat het, zegt Johannes, ook met de volgelingen van Jezus, als je het oog op Jezus gericht houdt dan wordt het volk behouden.
En we kennen de afloop, zonder acht te slaan op de gevolgen voor zichzelf, de liefde blijven doen, dwars door de dood heen als het nodig is. Daarbij gaat het alleen om het goede, niet om steeds maar te letten op wat verkeerd is, maar slechts op dat wat goed is. Dan steek je wel je nek uit, dan kom je wel in het volle licht te staan, dat valt zeker op. Zeker ook als je doet wat Paulus later aan de Romeinen schrijft, dat ze de overheid, de keizer dus, voortdurend het goede moeten voorhouden. De meeste mensen houden daar niet zo van, zo op te vallen. We hebben het goede immers niet in de binnenzaak. Of iets goed of slecht is hangt vaak af van de omstandigheden. Het kan de ene keer goed zijn en de andere keer slecht. Wat we doen houden we daarom maar liever onder de oppervlakte. Toch vraagt de Bijbel je om op te vallen, om te wijzen op de mensen die ten onder dreigen te gaan. Op de slachtoffers van geweld in Syrië. Op de armen in Afrika, ondanks alle mooie woorden zijn er nog steeds geen eerlijke handelsovereenkomsten. Op de moslims en vreemdelingen in ons midden, we worden immers nog steeds opgeroepen stelling tegen hen te nemen in plaats van hen op te nemen in ons midden zoals de Bijbel ons gebiedt.
Pas op met deze teksten. Ruk ze niet uit hun verband. Het gaat er hier niet om dat een overheid, welke dan ook, alles mag zien van haar individuele burgers. Fouilleren als ze zin hebben, camera’s op alle plaatsen, alle telefoon en internetverkeer uitluisteren en lezen. De Big Brother uit het boek die iedereen bekijkt is niet God maar ook maar een mensje, zoals onze overheid ook maar uit mensjes bestaat. Het gaat er in deze bijbelteksten over dat burgers die het goede doen zich daarvoor niet schamen maar dat goede laten zien. De vrijwilligers in de voedselbanken moeten laten zien dat de verdeling van inkomen in onze samenleving nog zo onrechtvaardig is dat gezinnen afhankelijk zijn van voedselbanken. Briefschrijvers van Amnesty laten zien hoeveel gewetensgevangenen onze wereld nog kent. De kampeerders van Occupy laten zien hoeveel macht speculanten en beurshandelaren nog hebben over ons dagelijks leven. Zij laten het kwade zien opdat de grote daden van God zichtbaar worden. Zonder die God hadden we immers geen weet van recht en rechtvaardigheid, van eerlijk delen en zorg voor onze naaste als voor onszelf. Want die liefde mogen we elke dag opnieuw verspreiden, ook vandaag weer.