Galaten 4:21-31
Je zou bijna denken dat Paulus een anti-Islamist was met zijn typeringen van Hagar en haar zoon Ismael. Maar de Islam bestond nog niet in de dagen van Paulus, de Islam is pas een paar honderd jaar later ontstaan. Als je trouwens nauwkeurig leest dan verbindt Paulus Hagar en Ismael met de Sinaï, de berg waar het volk Israel de Wet ontving, en met Jeruzalem, de stad waar de Wet werd bewaard. Sara, de moeder van Israel, wordt dan verbonden met de Christenen, de kinderen van de vrijheid. Paulus wil hier de Heidenen in Turkije duidelijk maken wat de traditie is waarmee de nieuwe beweging van de Weg verbonden is. Ingewikkeld is het zeker. we hebben het al eens gehad over het Oude en het Nieuwe Testament. Die twee delen van de Bijbel zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Dat Oude Testament is de Hebreeuwse Bijbel. Voor Paulus de verzameling boeken waarin de komst van Jezus van Nazareth werd beloofd. Jezus van Nazareth als de eerstgeboren mens die de Liefde, zoals God die wilde, volhield door de dood heen. Zijn leven, sterven en opstanding maakt dat we er allemaal in mogen delen en er allemaal aan mogen meedoen. Voor Jezus van Nazareth was het hart van het Oude Testament de Wet van de Woestijn, niet doden, niet liegen, niet stelen en je naaste liefhebben als jezelf, zoals in het Evangelie van Mattheüs staat beschreven. op die manier staan we in de traditie. Het gaat er dus niet om leden te worden van het volk van Israel, en in de dagen van Paulus mee te gaan doen aan het gewapende verzet tegen de Romeinen, maar burgers te worden van het Koninkrijk van God, dat los van het Romeinse Rijk alle mensen een plaats in een samenleving van Samen Delen en Rechtvaardigheid zou geven. Dat Koninkrijk kiest overal en altijd voor het leven, dat Koninkrijk verschaft elk mens recht. Dat biedt bevrijding voor de armen, daar gaan de lammen lopen, de blinden zien en de doven horen. Daar zijn geen wetten die zeggen wat je allemaal wel mag doen en wat verboden is, daar heerst niet het moeten en verboden, daar is de vrijheid. Die vrijheid dan beleefd in de Geest van God, de manier waarop Jezus van Nazareth zijn leven leefde en verloor. Die Geest van God maakt dat je altijd beducht bent op de naaste, de mens die jou nodig heeft, de mens langs de kant van de weg, die weer een plaats in de samenleving nodig heeft. Die Geest maakt ook dat, als je van de Weg afgedwaald bent, je elk moment weer mee mag gaan doen, al is het duizend keer op een dag. Weg dus met de slavenmentaliteit van gehoorzaam zijn aan regels en fatsoen en leve de vrijheid van samen delen en respect voor ieder medemens.