Galaten 3:6-14
Abraham wordt gezien als de vader van alle gelovigen. Joden en Islamieten geloven dat ze rechtstreeks van Abraham afstammen. Hun besnijdenis is daarvan het bewijs. Maar Christenen wijzen op Paulus die in deze brief aan de Turken in Galatië schreef dat niet de besnijdenis de verdienste van Abraham was maar zijn geloof. Iedereen die gelooft dat de armen werkelijk bevrijdt worden, dat de Liefde van God door de dood heen is gedragen door Jezus van Nazareth en dat wij met hem uit de dood van deze wereld mogen opstaan en gaan werken aan zijn Koninkrijk hoort bij Abraham. Als je je door wetten en regeltjes laat leiden en niet door de Liefde dan loop je een groot risico. Die liefde maakt dat je er desnoods duizend keer per dag opnieuw mee mag beginnen, maar die wetten en regeltjes zijn zomaar overtreden en dat valt niet meer goed te maken. Het is juist de Liefde van God waar je altijd een beroep op mag doen door je naaste lief te hebben als jezelf. Het gaat dus aan te blijven werken aan het voeden van de hongrigen, het kleden van de naakten en het bezoeken van de gevangenen. Je kunt niet alles, je kunt zeker niet de hele wereld op je nek nemen dus moet het samen. Dus moet het ook komen van ons volk, moeten we ons samen in de wereld sterk gaan maken voor de zwaksten in de wereld. Dat daarbij de hoogste inkomens in ons land eindelijk eens gedwongen worden tot matiging is natuurlijk goed. Dat daarbij de armsten in ons land iets meer krijgen en daardoor iets gemakkelijker aan de samenleving kunnen deelnemen is natuurlijk ook niet verkeerd. Maar we leven als volk niet alleen op de wereld. Onze welvaart is voor een gedeelte gebaseerd op oneerlijke handelsverhoudingen. Die handelsverhoudingen zijn zo oneerlijk dat ze miljoenen in Afrika, Azië en Latijns Amerika tot bittere armoede dwingen. Ook daar zijn rijken die dat in stand willen houden, net als hier de VVD die bittere tranen huilt bij elke geringe matiging die de rijksten in ons land wordt opgelegd. Dat sommige jongeren verleid worden tegen die rijken in arme landen in het geweer te komen is jammer. Wij willen immers dat de wereld er op een andere manier gaat uitzien. Niet macht en geweld en het recht van de sterkste moeten gelden maar het recht van elk mens op een menswaardig leven. Dat is de rechtvaardigheid die Abraham deed kiezen voor bondgenootschappen met zijn buren en een leven in de bergen, de vruchtbare vlakten aan de anderen overlatend. Als volgelingen van Abraham zullen we hem moeten volgen in rechtvaardige bondgenootschappen met de andere volken in de wereld, daar worden we allemaal beter van.