Johannes 1:1-18
Op de Tweede Kerstdag lezen wij de eerste woorden van het Evangelie van Johannes. Dat wordt meestal met Kerst gelezen, in de Kerstnachtdienst het verhaal uit Lucas 2 en dan op kerstochtend het begin van het Johannesevangelie. En voor ons is het Kerstfeest het lichtfeest bij uitstek aan het worden. Er is zelfs een wedstrijd in het aantal lichtjes dat je op aantrekkelijke wijze rond je huis kan aanbrengen. Met al die kolencentrales en atoomstroom hebben we licht in overvloed.  Natuurlijk, we moeten bescheiden blijven, het licht scheen al in de dagen van Johannes in de duisternis en sindsdien wordt het maar mondjesmaat opgemerkt. Maar net als de Johannes waarover verteld wordt kunnen ook wij getuigen van het Licht. En Loesje merkte al eens op dat hoe donkerder het is hoe meer lichtpuntjes er te zien zijn.
Het Evangelie van vandaag noemt ons, de gelovigen in Jezus van Nazareth, de kinderen van God. Zonen en dochters van God die het verhaal verder mogen dragen en mogen werken aan het Koninkrijk van de Liefde. Zeg nu niet dat al die moeilijke woorden je te veel zijn, dat al die discussies over goed en kwaad, over wat mag en niet mag je te ingewikkeld zijn. Het Woord van God is vlees geworden. Dat betekent dat het verhaal niet meer tussen je lippen vandaan hoeft te komen, of tussen je oren hoeft te zitten maar het mag uit je handen komen. Het betekent dat je je handen mag uitsteken naar je naaste, naar de arme, naar de naakte die gekleed moet worden, naar de hongerige die gevoed moet worden, naar de gevangene die bezocht moet worden, naar de zieke die verzorgd moet worden, naar het kind dat getroost moet worden.
Het Woord van God, van de Levende mogen we vandaag zeggen, is geen verkiezingsbelofte van een Rutte of Cohen, maar is levende werkelijkheid door al die mensen die vandaag en morgen hun handen uitsteken en zich niet neerleggen bij de wetten van de huidige regering die de rijken rijker maakt en de armen armer. Goedheid en Waarheid zijn met Jezus gekomen en ze zijn nooit meer van de aardbodem verdwenen. Wie wil horen die hore en wie wil zien die ziet het. Juist om dat te zien, om de naaste te kunnen zien, is het licht van Kerst ontstoken. Daar straalde de hemel voor in de Kerstnacht en kwamen de herders in beweging om te gaan zien wat er gezegd wordt. Daar mogen wij ook voor in beweging komen, om te zien of we van onze naaste kunnen houden als van onszelf, elke dag, ook vandaag en morgen.