Rechters 19:16-30
Â
Gastvrijheid is een goede eigenschap. Dat hoor je overal. Gastvrijheid betekent dat er voor de gasten gezorgd wordt en niet dat er van de gasten geprofiteerd wordt. In het beroemde lied over de liefde uit de brief van Paulus aan de Korintiërs in het Nieuwe Testament staat dat de liefde zichzelf niet zoekt. Dat geldt bij uitstek voor de gastvrijheid. In het verhaal dat hierboven staat is het tegendeel aan de orde. In het eerste deel dat we gisteren gelezen hebben kon de gastvrijheid niet op, in het verhaal van vandaag gaat het alleen om de eigenliefde. Allereerst is het een vreemdeling die de gastvrijheid moet betrachten. Het volk van Israel dat in Gibea woont, geeft niet thuis. Zelfs niet voor een priester van de Heilige Tent. Misschien zelfs juist niet voor een priester die betrokken is bij het bewaken van de Wet van eerlijk delen, van heb je naaste lief als jezelf. Gastvrijheid ho maar, zelfs niet als het niets hoeft te kosten, voedsel voor mens en dier hadden ze immers zelf bij zich.
Integendeel als er dan gastvrijheid is verleend wil het hele dorp er van meeprofiteren. En wel op de manier die ooit ook in Sodom en Gomorra gebeurde toen Lot daar zijn toevlucht had gezocht. In plaats van de gastvrijheid die de Wet van de woestijn, het “heb uw naaste lief als uzelf”, voorschreef moeten er vruchtbaarheidsoffers gebracht worden. Vreemdelingen in je midden opnemen zou je anders wel eens armer kunnen maken, verlies kun je er door lijden. De hele nacht dat de gast onderdak krijgt wordt er geofferd en dat kost uiteindelijk de vrouw uit het verhaal het leven. Het uiterste tegendeel van vruchtbaarheid krijgt men er voor terug. Sodom en Gomorra werden omgekeerd en de naamloze Leviet uit het verhaal zorgt er voor dat het hele volk te hoop loopt tegen deze schande, van de stam van Benjamin.
Wij doen dat netter. Vreemdelingen die een echte bijdrage aan onze welvaart kunnen geven door kennis, opleiding of talent die mogen hier verblijven, alleen voor de duur van het leveren van die bijdrage dus. Als we ze heel hard nodig hebben dan mogen hun partner en hun kinderen soms ook komen. Maar als we ze niet nodig hebben dan schoppen we ze de straat op, ten prooi aan uitbuiting en verkrachting. Prostituees uit Oost-Europa werken hier bijna allemaal onder dwang. In een baan hier in Nederland mogen ze niet werken, maar als ze zich inschrijven bij de kamer van koophandel kunnen ze te werk gesteld worden in de rosse buurten. Wetten zijn er nauwelijks tegen. Verkrachting en mishandeling is hun deel, net als de vrouw uit het verhaal dat we vandaag uit de Bijbel lezen. Het hulpgeroep van de machtelozen roept tot de hemel. Misschien is het niet nodig dat heel ons volk door de buurvolkeren, onze broedervolken, omgebracht wordt. Maar het is hoog tijd dat we opstaan en in verzet komen tegen vrouwenhandel en misbruik. Elke dag kunnen we daarmee beginnen, ook vandaag.